Reisverslagen
Reisverslag
vogelreis Roemenië – 12 t/m 22 mei 2006
Door:
Kees Woutersen.
Vooral
dankzij het mooie weer was het derde bezoek aan Roemenië met
zes deelnemers mijn beste vogelreis in dit land. We hadden
windstille en zonnige dagen bij de Donau Delta, maar wel wat
regen in de Karpaten. Uiteindelijk werd het recordaantal van
167 vogelsoorten waargenomen en natuurlijk hebben we veel
van het land gezien en beleefd. Roemenië was de laatste twee
jaar niet veel veranderd, wat bijvoorbeeld te zien is aan
de vele paardekarren die nog overal rijden.
Direct
al bij een open plek in de uitgestrekte bossen van Babadag
vlogen balkansperwer, arendbuizerd en schreeuwarend. Indrukwekkend
was de groep van 120 roodpootvalken die aan de rand van het
bos, dicht bij de kust libelles aan het vangen was. Grote
aantallen scharrelaars, kleine klapeksters, grauwe klauwieren,
zeven soorten reigers, witoogeenden en de eerste roze pelikanen
maakte deze dag compleet. De volgende dag bij Histria zagen
we de eerste kroeskoppelikanen en hier bleken grote aantallen
steltlopers en rietvogels te verblijven. De zeldzame veldrietzanger
liet zich goed bekijken, evenals gewone vorkstaartplevieren
én een enkele steppevorkstaartplevier, Pontische meeuw, honderden
krombekstrandlopers, drie breedbekstrandlopers en vele Balkankwikstaarten.
Tenslotte hebben we nog een tijdje bij een van de oeverzwaluwkolonies
gezeten. Het totale aantal soorten kwam deze dag op het recordaantal
van 102. Vervolgens zijn we gaan kijken in Cheia en omgeving,
een steppeachtig en weinig ontwikkeld gebied dat wat verder
van de Zwarte Zeekust afligt. Bonte- en isabeltapuit, twee
soorten die hier de westgrens van hun verspreidingsgebied
bereiken, lieten zich goed bekijken. Een lokale herder liet
ons een grot zien (zonder vleermuizen overigens), er waren
weer veel siesels en in het gras vonden we een Griekse landschildpad.
Na een kort bezoek aan Histria op de terugweg, waar het aantal
breedbekstrandlopers tot zeven gestegen was, kwamen we die
dag ruim boven de 90 soorten. Die avond genoten we voor de
laatste keer van het prachtige uitzicht op de Donau bij Tulcea
vanuit ons restaurant in het Delta Hotel.
In
de bijeneterkolonie de volgende dag onderweg bleken ook scharrelaars,
huis– en ringmussen en spreeuwen te huizen. Na het bestuderen
van enkele plasjes met onder andere veel dwerg- en zwartkopmeeuwen
werden we door een bootje naar ons hotel midden in de Donau
Delta gebracht. Door de enorme regenval stond het water in
de Delta ruim een meter hoger dan normaal, maar ons hotel
had droge voeten gehouden. Er zaten door de hoge waterstand
weinig reigers rond het eiland maar we vonden wel grijskopspecht,
Syrische bonte specht, de eerste dwergaalscholvers en er broedde
een kleine vliegenvanger naast ons terras. Twee boottochtjes
een dag later leverde natuurlijk alle deltasoorten op, de
reigers, witte– en kroeskoppelikaan, zwarte ibis, gewone–
en dwergaalscholver … Ineens bevonden we ons in de rand van
een gigantische kolonie van honderden vogels. De verrassing
was groot want onze bootmannen hadden nergens op gewezen,
toch zagen we daar in een wirwar van lage bomen en struiken
op hun nest lepelaar, zwarte ibis, kwak, blauwe reiger, dwergaalscholver
en kleine zilverreiger. De zwarte ibis had al halfwas jongen,
terwijl de kwak nog eieren had. Om verstoring te beperken
zijn we maar snel verder gevaren. Na deze dag voelden we ons
geabsorbeerd door dit grootste wetland van Europa. Vervolgens
gingen we naar een eiland met een klein dorpje (op twee uur
varen) waar we op een door een oude tractor voortgetrokken
kar een excursie maakten. Hier broedt de zeearend, die we
op enige afstand zagen. Eén van ons zag een ware jakhals (Canis
aureus). De jakhals bewoont het kustgebied van de Zwarte
Zee, want meer in binnenland wordt hij verdreven door wolven.
Onderweg hebben we nog heel veel pelikanen zien vissen en
een tiental ringslangen zien zwemmen.
Dag
acht was een reisdag. In de ochtend verlieten we ons eiland
in de Donau Delta en om vier uur in de middag kwamen we aan
in Sinaia. Dit luxe skidorp ligt op bijna 1.000 meter hoogte
in de Karpaten en is omringd door dichte bossen, bergpieken
en alpenweiden. Hier kreeg de gids het een beetje moeilijk
want de strandleeuweriken zaten niet op hun plek. Ondanks
veel zoekwerk konden we ook geen withalsvliegenvangers vinden
en in de prachtige tuinen van het Peles kasteel was het drukker
dan ooit. Maar goed, er zijn dan in de avond nog wilde beren
te zien bij de afvalcontainers van Brasov. We waren op tijd
ter plekke en werden verrast door stortregen. Tot overmaat
van ramp zagen we hoe een vuilniswagen op zaterdagavond de
vuilcontainers leegde. Een duidelijk teken van ontmoedigingstactiek
van de gemeente, die het toch wat te veel vindt worden met
al die beren… Onze chauffeur ging vragen hoe het nu zat en
kreeg als antwoord dat er verderop een kooi staat om beren
te vangen om ze dan ergens ver weg weer los te laten. Dan
daar maar heen! Tot onze verrassing waren bij een volgende
containerplek drie halfwas beren bezig hun maag te vullen.
Na enkele minuten werden ze met veel gegrom verjaagd door
een volwassen dier (wij zaten in het busje en waren dus niet
bang) en verderop was er nog een bezig. Aangekomen bij de
kooi zagen we nog net hoe twee beren op een voor hen veilige
manier het lokaas wisten te bemachtigen voordat we door de
politie werden doorgestuurd. En zo beleefden we een bizarre
avond. De laatste volle dag wandelden we door een kloof en
langs een rivier. Er waren veel wespendieven te zien, we vonden
het nest van een waterspreeuw en zagen en hoorden veel bosvogels.
Bij het kasteel van Bran begon het weer te regenen en hiermee
was onze reis feitelijk tot een einde gekomen.
Reisverslag
vogelreis Roemenië, 20-29 mei 2004
Door: Kees Woutersen
Omdat
ik een dag eerder in Boekarest gearriveerd was, kon ik in
gezelschap van onze Roemeense chauffeur met zijn Mercedes
Vito de deelnemers afhalen op het vliegveld: de families Burie
en van der Kooij. Door enige uren vertraging kwamen we pas
om 23.00 uur aan in het levendige stadje Tulcea (spreek uit:
Toeltsja), de poort tot de Donaudelta. Natuurlijk was het
restaurant zo laat nog gewoon open, dat is in dit land gebruikelijk.
De volgende dag gingen we direct op stap richting de Zwarte
Zeekust. Eerst de bossen van Babadag in, wandelen in de zon
en leuke dingen tegenkomen als twee paar balkansperwers, wespendief
en een groot aantal zangvogels. Bij Enisala hebben we ons
verbaasd over de dikte van de rietstengels en hier zagen we
de eerste roze pelikanen, woudaapjes, scharrelaars, grauwe
klauwieren, hoppen en bijeneters in kolonies, zes soorten
reigers, witwangsterns en leuke Oost-Europa soorten zoals
roodpootvalk, kleine klapekster en arendbuizerd. Leo presteerde
het om een zonnende dobbelsteenslang ( Natrix tessalata
) te vangen zodat iedereen hem diep in de ogen
kon kijken.
Dag
drie reden we eerst naar Cheia, een tiental kilometers van
de kust af en bekend om zijn bonte tapuit, schreeuwarend en
de vele siesels, die zich allen goed lieten zien. De chauffeur
reed bijzonder voorzichtig met zijn kostbare Mercedes op de
onverharde weg, maar op het asfalt had hij een flink tempo.
Inmiddels was hij aardig in ons groepje geïntegreerd en in
gebroken Engels vertelde hij veel over zijn land Roemenië.
Op onze volgende bestemming, Histria, keek hij gefascineerd
naar de 400 roze pelikanen die zaten te rusten. De zeven kroeskoppen
zaten een beetje apart, twee ook hier zeldzame steppevorkstaartplevieren
vlogen rondjes om de auto en een groepje roze spreeuwen vloog
weg. Grote aantallen sterns, steltlopers en reigers waren
erg onderhoudend en we eindigden de excursie in het kroegje
bij het indrukwekkende museum. Door de straffe wind waren
we behoorlijk uitgewaaid. We misten nog een paar koffers en
na twee dagen continu naar het vliegveld bellen was ons vertrouwen
in een goede oplossing behoorlijk gedaald. Wel was ons verteld
dat ze naar het vliegveldje van Constanta gebracht waren en
omdat we er nu niet zo ver vandaan waren, besloten we er heen
te rijden. Na enig vragen en wachten vonden we een kantoortje
met een dame die onwaarschijnlijk blij was ons te zien, ze
had ons al dagen geprobeerd te bereiken … Grote vraagtekens
op ons gezicht, maar nu bleek dat ze nachtdienst had gelopen
en dat overdag het kantoorje dicht was. Weer laat in het hotel,
waar we tijdens het avonddeten opgevrolijkt werden door het
laatste stukje van een Roemeens trouwfeest.
De
volgende dag hebben we eerst wat meertjes bekeken en zijn
vervolgens met twee kleine bootjes naar ons 3*** hotel
midden in de Delta gebracht, waar we door het personeel op
de steiger met een borrel werden opgewacht. Luxe, rust en
vogels en dé manier om dit uitgestrekte gebied van plassen,
kanalen en eilanden te beleven. ´s Nachts was er een indrukwekkend
koor van roodbuikvuurpadden. De delta moet ermee vol zitten.
Helaas werden we wakker met regen, maar toen het wat minder
leek te worden hebben we toch met het bootje de excursie gemaakt.
Uitgestrekte rietvelden, plassen met waterlelies, grote en
kleine eilandjes met oude wilgen. Wij wisten al snel niet
meer waar we zaten, maar onze bootgids bleek het gebied op
zijn duimpje te kennen. Hij bracht ons naar nesten van knobbelzwaan,
buidelmees en aalscholver. Hij loodste ons tot dichtbij reigers
en pelikanen. Vervolgens kwamen we bij een grote kolonie witwangsterns
die net de eerste eieren gelegd hadden. De bonte kraaien hadden
dat ook door en twee keer zagen we ze een ei uit een nest
pikken en er mee wegvliegen. Eerst dachten we dat het door
ons kwam, maar we zaten toch nog op flinke afstand. Een betere
uitleg is dat de verdediging van de kolonie die dag nog niet
optimaal was. Kolonievogels leggen allemaal op het zelfde
moment en hebben zo allemaal tegelijk de drang om de kolonie
tegen indringers te verdedigen. Nu was het nog wat vroeg,
want slechts enkele witwangsterns vlogen op de indringende
bonte kraaien af. De rest bleef op afstand. De bootgids liet
ons nog de inhoud van een paar fuiken zien. Nou ja dat dachten
we eerst. Bij de tweede fuik begon hij schichtig om zich heen
te kijken en met een tevreden gezicht meervallen in ons bootje
onder de zitbank te verstoppen. Snel de fuiken weer terug,
en toen snapten we wat er gebeurde. Na een laatste nacht in
het hotel maakten we nog een ochtendwandeling op het eiland.
Hier broedt ook de Syrische bonte specht en de grijskopspecht.
Eindelijk vonden we de roodbuikvuurpadden en we zetten de
telescoop nog eens op de dwergaalscholvers, ralreigers, grote
zilverreigers en witoogeenden. Vervolgens keerden we terug
naar het vasteland waar we in de harde wind bij Somova leuke
dingen zagen zoals een nest steenuilen, een kolonie oeverzwaluwen
en een arendbuizerd die maar om ons heen bleef vliegen, achtervolgd
door bonte kraaien. Vanaf de hoge dijk en in de zon was het
patroon van rietvelden en water een prachtig gezicht.
Nu
was het tijd om richting de Karpaten te gaan en na een groot
aantal paardenkarren te hebben ingehaald arriveerden we in
de middag op onze nieuwe uitvalsbasis, het dorp Sinaia. Sinaia
is bekend om zijn monumentale huizen, zijn beroemde klooster,
het door tuinen omgeven kasteel en zijn skipistes. Een bos/parkwandeling
leverde al snel withalsvliegenvangers op. Die bleken overal
in het dorp te broeden. Een paar had zelfs een nestkastje
bij ons hotel bezet. Bij het Peles kasteel was een familie
zigeuners met een heel klein maar ook heel echt leeuwtje en
iemand anders liep met een bruine beer aan de ketting. Tegen
betaling kon je hiermee op de foto. Inmiddels was Joszef gearriveerd,
die ons de laatste dagen als lokale gids zou vergezellen en
ons met zijn perfecte Engels een hoop wijzer maakte.
Alweer
dag acht. De skilift bracht ons tot 1.400 meter hoogte waar
nog hele plakkaten sneeuw lagen. Koud maar erg mooi en perfect
uitzicht op de bossen en alpenweiden van de Karpaten. Waarom
zitten hier zo weinig roofvogels? Het opvallendste waren de
zingende strandleeuweriken van de balkanondersoort. Ze broeden
in het hooggebergte van de Karpaten en zien er echt anders
uit, met veel zwart op keel en borst en heel weinig geel op
de kop. ´s Avonds bracht de chauffeur ons naar het oude stadje
Brasov waar we het meest indrukwekkende,maar tegelijk beschamende
schouwspel van deze reis zagen. Er kwamen maar liefst vijf
bruine beren vanuit de bossen om aan de rand van de stad in
de containers voedsel te zoeken. Veilig vanuit de auto bekeken
we deze grote en wilde beesten die de straat niet oversteken,
terwijl de bewoners aan de andere kant rustig over de stoep
wandelen, op weg naar hun huizen. En we waren niet de enigen
die met lampen en schijnwerpers hier op af gekomen waren.
Toen het eten op was, verdwenen de beren weer in het bos.
De
laatste volle excursiedag brachten we door bij een kloof,
een rivier, het Dracula-kasteel van Bran en het oude fort
bij Rasnov. Tot onze verrassing zagen we een taigaboomkruiper
en een paartje rotskruipers. Erg leuk waren de geelbuikvuurpadden
en de alpen- en kamsalamanders. De laatste avond bleek dat
voor iedereen de dagen waren omgevlogen. De tijd was eigenlijk
te kort om alles goed te zien en bij een volgende reis moeten
we een dagje langer in het hotel in de Donaudelta blijven.
Verslag
vogelreis Roemenië, 14 juli - 4 augustus 2003
Door:
Kees Woutersen
Waarom
Roemenië? Het ligt aan de andere rand van Europa, en dat levert
een hele andere cultuur, natuur en vogels op. Enthousiaste
verhalen van andere vogelaars stimuleerde me op onderzoek
te gaan. Eerst dook ik de boeken in, toen keek ik op internet
om vervolgens te doen waar het om gaat: een uitgebreid bezoek
brengen aan het land en zijn beste vogelgebieden. De belangrijkste
doelstelling van de reis was om een goede, efficiënte route
uit te stippelen voor een vogelreis die alle belangrijke landschappen
omvat. Daarnaast was het natuurlijk zaak zelf zoveel mogelijk
vogels en andere fauna zien. Maandag 14 juli 2003 was het
dan zo ver. Via Madrid vlogen we, dwz ondergetekende met zijn
familie, voor drie weken naar Roemenië. We zouden eerst het
berggebied van de Karpaten bezoeken, dan de uitgestrekte Donau
Delta ingaan en tenslotte het kustgebied van de Zwarte Zee,
Dobrogea, verkennen.
Bij
het verlaten van het vliegveld in Boekarest merkten we snel
dat we zo´n 40 jaar waren teruggeworpen in de tijd. Overal
lopen paardenkarren op de snelweg en na een uurtje kwamen
we langs een groot veld vol ja-knikkers. Je weet wel, tot
in de jaren 1960 pompten ze nog olie uit de gasbel van Slochteren.
De paardenkarren zouden we de hele reis niet kwijtraken. Het
is het normale vervoermiddel voor personen, hooi, hout en
landbouwprodukten en op sommige dagen kwamen we er honderden
tegen. Ze stralen natuurlijk een gevoel van rust uit maar
nadeel is dat ze het verkeer flink kunnen ophouden. De maximumsnelheid
van 90 km. per uur die voor alle wegen geldt (in de dorpen
is het 50) ligt dan ook niet in de buurt van de gemiddelde
snelheid die we bereikten. Onze lage snelheid was tevens te
wijten aan de vaak slechte wegen, het verouderde wagenpark
en het vrachtverkeer dat vooral veel moeite had met steigende
bergweggetjes. Een autosnelweg zoals die op de kaart staat
bleek ook vaak optisch bedrog te zijn: smal, slecht wegdek
en paardenkarren en vrachtauto´s maken het noodzakelijk tot
in de eerste versnelling terug te schakelen. In het kustgebied
bleek het gelukkig beter te gaan, hier zijn gloednieuwe en
brede asfaltwegen met weinig verkeer. Maar goed, laat in de
avond van de eerste dag kwamen we aan in het pension van Jozsefina,
die een geweldige maaltijd had bereid. Die week hebben we
veel restaurantjes uitgeprobeerd en de kwaliteit varieerde
sterk. Dat bleek ook zo bij ons pension zo te zijn. Op een
avond kregen we een soort steak, vlees dat we de volgende
dag zagen hangen tussen de frambozen en honing bij de stalletjes
langs de weg. Bedekt met een laagje vliegen.
Karpaten
- deel 1.
De
eerste week bleven we hier logeren, op een kilometer afstand
van Bran, waar het kasteel van Dracula staat. We kregen leuk
contact met andere gasten in het pension en tot onze verbazing
bleken er aardig wat mensen een mondje Spaans te spreken.
Hoe kan dat? Ze vertelden allemaal dat ze dagelijks naar de
´telenovela´ keken, Zuid-Amerikaanse soap-series die worden
ondertiteld. Roemeens ligt tussen de Slavische en de Latijnse
talen in, en een beetje Spaans leren is niet zo moeilijk voor
de geïnteresseerde Roemeen. Roemeens daarentegen is veel moeilijker
voor ons, er zitten veel klanken en letters in waarvan
we niet weten wat we er mee aan moeten.
Die
eerste week hebben we heel wat valleien, weggetjes en bergpaadjes
bekeken. Het mooiste deel van de Karpaten bleek ook het hoogste
stuk te zijn, met toppen tot ruim 2.500 meter hoogte in het
Bucegi-massief, een Nationaal Park. De steile hellingen zijn
zwaar bebost met beuk, spar en lariks. Mede door het gebrek
aan paden zijn de bossen heel slecht toegankelijk. De valleien
worden extensief agrarisch bebouwd, op veel plekken waren
mensen met een zeis aan het hooien en op ieder erf stonden
hooibergjes tussen de fruitbomen. Hier zitten natuurlijk aardig
wat ´gewone´ vogels: middelste bonte specht, Syrische bonte
specht, grauwe klauwier, gekraagde roodstaart, kramsvogel,
appelvink, Europese kanarie, Spaanse mus. De grote gele kwikstaart
zit niet alleen in de beekjes maar heeft bij afwezigheid van
de gewone gele ook de graslanden ingenomen. Regelmatig vlogen
er wespendieven over en we zagen nog baltsende raven. De zelfde
vallei ziet er heel geschikt uit voor drieteenspecht, een
soort die gemengd, oud bos nodig heeft. Boven Bran zaten kortteenleeuwerikken
in het grasland. Dat laatste bleek uitzonderlijk en staat
niet in de boeken. Verder vonden we nog een mooie kloof met
waterspreeuw en withalsvliegenvanger. In de bloemenrijke vallei
van Zarnesti wemelde het van de vlinders. Het toeristische
Sinaia, op 900 meter hoogte gelegen, bleek een uitstekende
uitvalsbasis voor onze vogelreizen te zijn. Vlak boven het
dorp moeten oeraluilen zitten, maar eind juli houden die natuurlijk
hun kop. Naast enkele lelijke hotels heeft Sinaia heel veel
monumentale en gigantische woonhuizen uit vorige eeuwen. Sommigen
zijn omgebouwd tot hotels, en dat is natuurlijk het leukst
logeren. Er staat ook veel groen in het dorp dat omsloten
is door dichte bossen.
Karpaten
- deel 2.
Na
een week reden we van Bran naar het noorden, via Miercurea-Ciuc
naar Georgeni. Hier hadden we een bungalowtje gehuurd op een
in aanbouw zijnde camping. Het adres had ik uit een van de
Spaanse natuurbladen, Quercus, want de eigenaar is een Spanjaard
en de mensen die er werken zouden ook Spaans spreken. We hoopten
dan ook veel van het land te horen, want bijna niemand in
Roemenië bleek redelijk Engels, Duits of Frans te spreken.
Na 180 km. en 6 uur rijden kwamen we vermoeid aan bij de camping
en zagen onmiddelijk dat die nog in aanbouw was: een leeg
terrein met een woonhuis en drie bungelows. Aanbellen dus,
en de man die uit het huis kwam wist van onze komst want hij
zei: ´ah, Kees, Hollander, si, un momento´ en verdween in
een van de bungalows. Het was nog niet helemaal klaar. Hij
maakt schoon dachten we eerst nog maar even later verdween
hij in zijn Renault 4, met nog ´un momento.....´. Dat gaf
ons de mogelijkheid de bungalow te inspecteren, hé geen ramen,
oh een bed te kort, oeps geen electra en niet op het bed zitten
want er zijn geen lattenbodems. Gaat alles goed? Er kwamen
twee auto´s terug en vier man sterk begon in het bungalowtje
te timmeren: ramen werden ingezet, lattebodems geplaats, een
tafeltje getimmerd, zou het toch nog goedkomen? Is er eigenlijk
wel stromend water? Ja, dat komt zeker want de WC wordt naar
binnen gedragen. Een derde auto komt het terrein op, de chauffeur
stevent recht op ons af en begint zich heftig te excuseren
over de vertraging. Zijn naam was Arpat en hij bleek de verantwoordelijke
te zijn. Na duizend excuses nodigde hij ons uit om te dineren
in een plaatselijk restaurant, daarna zou ons huisje klaar
zijn. Dat laatste bleek ook te kloppen. De dagen daarna bouwden
we een uitzonderlijk goede band op met Arpat en zijn familie
(zussen, ouders en de man van de camping die zijn zwager bleek
te zijn) waarbij de gemeenschappelijke taal Spaans was. We
hebben Arpat ook flink uitgehoord over Roemenië, de problemen
van de gewone burger, de gewoontes en we zijn ook uitgenodigd
in het huis waar zijn ouders en familie wonen. Een samenvatting
van interessante en nuttige feiten volgt hieronder.
Feiten
over Roemenië
-
Arpat en zijn familie behoorden tot de Hongaarse minderheid
die in deze streek woont. Ze zijn tweetalig opgevoed en ook
in de restaurants stond het menu in Roemeens en Hongaars.
Er zijn bijna 2 miljoen Hongaren in Roemenië en de Hongaarse
politieke partij steunt de minderheidsregering.
-
Na de omwenteling in 1990 zijn onderwijs en gezondheidszorg
hard achteruit gegaan. Er zijn geen privé klinieken maar ´als
je betaalt kan je de beste behandeling krijgen´.
-
Het minimumloon is 80 euro per maand, voor de mensen die werk
hebben. Er wordt heel veel bijgeklust om de levenstandaard
enigszzins omhoog te krijgen. Iedereen heeft te eten, kleding
een dak boven zijn hoofd. En de bedelende kinderen die we
af een toe tegenkwamen? Hun ouders zijn alcoholist of hebben
andere problemen. Er is (natuurlijk) een kleine elite die
veel heeft. Het BTW tarief ligt op west Europees niveau, evenals
de prijzen voor auto´s, benzine en hotels.
-
Men is tevreden over de democratie, maar de verwachting dat
men economisch meteen het west Europese niveau zou bereiken
is niet uitgekomen.
-
Na de omwenteling is alles weer privé eigendom geworden. Bijna
iedereen heeft het huis dat hij huurde toen gekocht, tegen
betaling van 8 of 10 jaar huur. Probleem is dat er de laatste
15 jaar niets is bijgebouwd, en een jong gezin dus bijna niet
aan eigen woonruimte kan komen. Er zijn nog geen hypotheken,
maar binnenkort gaan de banken experimenteren met hypotheken
met een looptijd van 5 - 8 jaar.
Verder
heb ik een ochtend zitten praten met Jozsef, lokaal ornitholoog
en een van de eigenaren van Strix Tours dat zich toelegt op
ecotoerisme in Roemenië. Hij wist een hoop nuttige dingen
te vertellen. Zo zitten oeraluilen ´overal´ en verdringen
ze de bosuilen. Het zien van bruine beren is volgens hem echt
mogelijk en hij zal de beste strategie uitzoeken. Wij
waren al in het skidorp Poiana Brasov geweest, een verschrikkelijke
verzameling hotels uit het Stalin-tijdperk, maar daar schijnen
ze toch echt in de avond de afvalcontainers op te zoeken.
Door
al onze sociale activiteiten zijn we in de omgeving van Georgeni
niet erg actief in het veld geweest. Het gebied staat bekend
om zijn populaties hazel- en auerhoenders, zijn uilen en de
vele spechten. Wel zijn we bij Lacu Rosu geweest, een natuurlijk
bergmeer omgeven door dicht gemengd bos, erg toeristisch en
met met prachtige rotswanden waar je zo naar toe kan lopen.
Hier broedt de rotskruiper maar het probleem is het zelfde
als boven Hecho in de Pyreneeën: soms moet je dagen wachten
voor je hem ziet. Onze camping leverde nog geweldige geelbuikvuurpadden
op, al eerder had ik wat kleintjes gevonden.
De
Donau Delta
Na
een dag reizen kwamen we in Tulcea aan, het stadje dat de
poort tot de Donau Delta is. Nadat we op de boulevard in een
duur restaurant de avondmaaltijd genuttigd hadden kwamen er
honderden, nee duizenden kakkerlakken te voorschijn. Ook de
hall van ons absoluut af te raden 3 sterren hotel Delta, het
grootste en ´beste´ in de stad, werd door honderden beestjes
belaagd en velen lagen de volgende ochtend dood op de stoep.
Op dringend verzoek van mij had onze touroperator een klein
hotelbootje geregeld zodat we onafhankelijk van andere toeristen
onze gang konden gaan. Na bijna 8 uur varen waren we diep
in de Delta en daar gingen we de komende twee nachten voor
anker. Het bleek een visser te zijn die graag in het toerisme
wilde werken en ons daarom meegenomen had. De kans dus om
het echte vissersleven van de Delta te leren kennen. De eigenaar,
´patron´, deed zelf eigenlijk niets anders dan bier en vodka
drinken, dat laatste vooral als ontbijt. Hij werd als enige
niet belaagd door de vele muggen die bij zonsondergang verschenen.
Zijn echtgenote zorgde voor het eten, de kapitein voor het
varen en vissen en de bootsjongen van een jaar of 20, een
Ukraïner, moest overal mee helpen. Drijfnetten werden uitgezet
en daarmee is flink wat vis gevangen, voorns en witvissen
zoals ik die in mijn jonge jeugd in Noordholland uit de vaarten
haalde. Eenmaal zat er een dode europese waterschildpad in......
. We kwamen er achter dat hun eten bestond uit deze vis, nogal
taai maar volgens hun erg lekker, maismeel en soms een tomaatje
of een komkommertje. Erg saai dus. De dame hebben we nog geleerd
hoe je macaroni moet koken, maar ze wist al dat het Italiaans
eten was. De afwas werd met Donau water gedaan, dus dat spoelde
we nog maar na. Pas de laatste dag merkten we dat de koffie
ook met Donau water werd gezet, maar we hebben er niets aan
over gehouden. En dan die Delta. Ongelofelijk uitgestrekt,
de enige wegen gaan over het water en er zijn een paar vissersdorpjes.
Overal ralreigers, kleine zilverreigers, kwakken, woudapen,
grote zilverreigers, aalscholvers, en honderden dwergaalscholvers.
Van die laatsten broedt 60% van de wereldpopulatie in de Donau
Delta. Regelmatig vliegen er roze pelikanen over en overal
in bomen en op draadjes zitten scharrelaars. Een hele dag
zijn we in een motorbootje op pad geweest en hebben het beroemde
vogelmeer Fortuna aangedaan. Dat was net het paradijs. Helaas
was de waterstand in de Donau in 120 jaar niet zo laag geweest
als nu in 2003. Groepen pelikanen, gewone - en dwergaalscholvers
waren goed te zien en hier vonden we de eerste witvleugelsterns
en zwarte ibissen. Enkele kleinere kanalen zaten vol met ijsvogels
en reigerachtigen. Zeearend, roodpootvalk, Syrische bonte
specht en veel boomvalken lieten zich zien. Helaas was de
terugweg, tegen de stroom in, nog langer dan de heenweg en
bij terugkomst in Tulcea waren we er doordrongen van hoe moeilijk
het is om in de uitgestrekte Delta efficient te vogelen.
De
randen van de Delta zijn eigenlijk veel beter voor vogels.
Ze zijn vanaf de weg te bereiken en te bekijken en van enkele
interessante vogels zijn de aantallen ongehoord groot: roodpootvalk,
kleine klapekster, grauwe klauwier, scharrelaar, bijeneter
(veel kolonies vlak langs de weg), hop, steenuil en natuurlijk
steeds het gewone Delta-spul, zijnde al die reigers en de
moerassterns.
Dobrogea
De
beste vogelgebieden lagen aan de rand van de Zwarte Zee en
in het binnenland van de streek Dobrogea. De laatste week
sliepen we in een splinternieuw driesterrenhotel dat met buitenlands
kapitaal was opgezet aan het strand van Venus, dat ligt tussen
Neptunus en Jupiter in. Hier van uit was het goed te doen
de natuurgebieden van Dobrogea te bezoeken, Alex ging mee
en die ontdekte ook heel wat. We bezochten Histria en Enisila,
meren, sloten, rietvelden en slikvelden. Hier viel ons pas
op hoe hoog en dik het riet in Roemenië is! Naast alle soorten
die ook aan de rand van de Delta zitten vonden we de geheimzinnige
veldrietzanger en we zagen woudaapjes door het riet wandelen.
Op de moddervelden zaten nu al honderden steltlopers zoals
bosruiters, steltkluten en kemphanen, tientallen zwarte -,
witwang- én witvleugesterns, een groep reuzensterns, vorkstaartplevieren
vlogen laag over en er zwom een bisamrat vlakbij. Bij Enisila
vloog een balkansperwer en het tweede bezoek aan Histria leverde
kroeskoppelikanen op. Op het strand bij Vadu vlogen zwartkop-
en dwermeeuw. Het bos- en moerasgebied bij Hagieni, vlakbij
de Bulgaarse grens, bleek erg achteruit gegaan te zijn. Het
meest vermeldenswaard waren de tientallen purperreigers, ongetwijfeld
vogels onderweg naar Afrika. Het steppeachtige gebied bij
Cheia was bijzonder goed: izabeltapuit (met jongen in de steppe),
bonte tapuit (met jongen op de rotsen), overal duinpiepers,
veel arendbuizerden en roodpootvalken, griel, jonge sakervalken,
een paar schreeuwarenden en heel veel siesels. Deze grondeekhoorn
is een belangrijke voedselbron voor veel roofvogels en de
izabeltapuit broedt in zijn holen. Bij de bossen van Babadag
begon het voor het eerst wat te regenen. De rouwmees werd
niet gevonden, maar wel de plek waar hij zou broeden. Hier
zijn prachtige oude eikenbossen met veel dood hout en we zagen
o.a. middelste bonte spechten en tientallen appelvinken. Het
grote hotel van Babadag is als vijftigerjaren curiositeit
absoluut aan te raden, maar reken niet op electriciteit of
warm water. Tenslotte bleek vlakbij ons hotel in Venus nog
een plasje te zijn met een kolonie visdieven die nog kleine
donsjongen hadden, en dat op 2 augustus.
Over
de terugweg naar het vliegveld van Boekarest valt te melden
dat de wegen ineens heel goed waren, we de waterputten langs
de weg hebben geprobeerd en dat de meertjes boven Buzau absoluut
de moeite waard zijn. Niet alleen vanwege de lepelaar- en
oeverzwaluwkolonie, ook voor steltlopers, sterns en de (alweer)
vele roodpootvalken, scharrelaars en kleine klapeksters in
de omgeving. In ons hotel bij Buzau hebben we de beste maaltijd
in drie weken genuttigd en net toen we wilden gaan slapen
kwam een dansgroep uit Moldavië zijn kunsten vertonen. Uiteindelijk
hebben we niet minder dan 3.600 kilometer gereden maar wel
het land en de mensen leren kennen.
Conclusie
De
reis kunnen we als zeer geslaagd bestempelen. Niet minder
dan 143 vogelsoorten in juli/augustus (de tamme tijd) is wel
erg veel en geeft aan hoe goed en gevarieerd de natuurgebieden
van Roemenië zijn. Ook zijn er voldoende speciale en karakteristieke
Oost-Europese soorten te vinden. De bevolking is uiterst vriendelijk
maar moet nog wennen aan het marktgerichte, westerse denken.
Het is zaak de routes kort te houden omdat het reizen lang
duurt en moderne hotels te selecteren (absoluut geen staatshotels)
om het beste op horeca-gebied te krijgen.
Soortenlijsten
Voorjaarsreis
Roemenië
20
– 29 mei 2004
o.l.v.
Kees Woutersen
Vogels
(150):
Fuut
Roodhalsfuut
Geoorde
fuut
Dodaars
Aalscholver
Dwergaalscholver
Roze
pelikaan
Kroeskoppelikaan
Ralreiger
Woudaapje
Kleine
zilverreiger
Grote
zilverreiger
Kwak
Blauwe
reiger
Purperreiger
Ooievaar
Zwarte
ibis
Knobbelzwaan
Wilde
eend
Krakeend
Slobeend
Zomertaling
Krooneend
Tafeleend
Witoogeend
Bergeend
Sperwer
Balkansperwer
Bruine
kiekendief
Wespendief
Buizerd
Arendbuizerd
Zeearend
Schreeuwarend
Boomvalk
Torenvalk
Roodpootvalk
Kwartel
Fazant
Waterhoen
Meerkoet
Scholekster
Steltkluut
Kluut
Vorkstaartplevier
Steppevorkstaartplevier
Kievit
Strandplevier
Krombekstrandloper
Kleine
strandloper
Kemphaan
Tureluur
Wulp
Witgat
Zwartkopmeeuw
Kokmeeuw
Geelpootmeeuw
Visdief
Dwergstern
Zwarte
stern
Witwangstern
Houtduif
Turkse
tortel
Zomertortel
Koekoek
Bosuil
Steenuil
Gierzwaluw
Alpengierzwaluw
IJsvogel
Bijeneter
Scharrelaar
Hop
Groene
specht
Grote
bonte specht
Syrische
bonte specht
Veldleeuwerik
Kuifleeuwerik
Kalanderleeuwerik
Strandleeuwerik
Rotszwaluw
Oeverzwaluw
Roodstuitzwaluw
Boerenzwaluw
Huiszwaluw
Waterpieper
Duinpieper
Witte
kwikstaart
Grote
gele kwikstaart
Gele
kwikstaart
Balkan
gele kwikstaart
Waterspreeuw
Winterkoning
Heggenmus
Roodborst
Nachtegaal
Gekraagde
roodstaart
Zwarte
roodstaart
Paapje
Roodborsttapuit
Tapuit
Bonte
tapuit
Merel
Beflijster
Kramsvogel
Zanglijster
Grote
lijster
Snor
Grote
karekiet
Kleine
karekiet
Vale
spotvogel
Braamsluiper
Tuinfluiter
Zwartkop
Tjiftjaf
Goudhaan
Vuurgoudhaan
Grauwe
vliegenvanger
Withalsvliegenvanger
Buidelmees
Glanskop
Matkop
Pimpelmees
Koolmees
Zwarte
mees
Boomklever
Taigaboomkruiper
Rotskruiper
Grauwe
klauwier
Kleine
klapekster
Spreeuw
Roze
spreeuw
Wielewaal
Vlaamse
gaai
Ekster
Kauw
Roek
Bonte
kraai
Raaf
Ringmus
Huismus
Spaanse
mus
Vink
Europese
kanarie
Groenling
Putter
Goudvink
Kneu
Kruisbek
Appelvink
Geelgors
Ortolaan
Rietgors
Grauwe
gors
Vlinders
(26)
Koningspage
Klein
geaderd witje
Groot
koolwitje
Oranjetipje
Icarusblauwtje
Zoogdieren
X
= gezien/gehoord
†
= dood gevonden
S
= sporen/keutels/holen
D
= vleermuis-detector
Dwergvleermuis
D
Oostelijke
Egel †
Mol
S
Bruine
beer X
Wild
zwijn S
Siesel
X
Bosmuis
X
Muskusrat
X
Eekhoorn
X
Europese
haas X
Reptielen
& amfibieën
Groene
kikker
Roodbuikvuurpad
Geelbuikvuurpadpad
Alpenwatersalamander
Kamsalamander
Europese
waterschildpad
Muurhagedis
Dobbelsteenslang
Ringslang
|
|
|
|
Roze
pelikanen.
Izabeltapuit.
Kleine
klapekster.
Oeverzwaluw.
Purperreiger.
Roekenkolonie.
Roodpootvalk.
Roze
pelikanen.
Roze
pelikanen.
Vorkstaartplevier.
Waterspreeuw.
Zomertortels.
Griekse
landschildpad
Groene
pad.
Ringslangen.
|