ARTIKELEN UIT TIJDSCHRIFTEN:
Status,
distribution and breeding parameters
of
the avian scavenger populations in Aragón
MUNIBE
Suplemento - Gehigarria nº
29 88-115 DONOSTIA-SAN SEBASTIÁN 2009
Kees
WOUTERSEN (1) , David GARCÍA (2) , Francho MORENO (3) &
Manuel GRASA (4)
ABSTRACT
This
paper describes the spatio-temporal evolution of the populations
of griffon vulture Gyps fulvus, Egyptian vulture Neophron
percnopterusand the bearded vulture Gypaetus barbatusin Aragón
(north of Spain). The population of bearded vultures has increased
its numbers, going from 28 territories in 1988 to 73 in 2008.
The Egyptian vulture population has reduced, going from 459
territories in 1988 to 337 in 2008 (provisional results).
The population of griffon vultures grew, almost exponentially
until 1999 (530 pairs in 1979, 1600 in 1989 and 4383 in 1999).
In 2008 (5100 pairs) a severe slowing down of the growth rate
in all of the autonomous community was detected, and a decline
in various pre-Pyrenean colonies, in the number of
pairs as well as the number of chicks that had flown the nest.
The breeding parameters have also suffered a descent in the
three species, due to dense- dependent effects in the bearded
vulture, less trophic availability and non-natural mortality
in the case of the griffon vulture and Egyptian vulture respectively.
The conservation of these species should be based mainly on
action aimed at eradicating the illegal use of poisons, in
the strictness and effectiveness of the measures proposed
in the EIA studies in the case of wind farms and in the modification
of power lines. The decrease in food resources as a consequence
of the closure of carcass dumpsites in application of the
community health regulations established as a result of the
crisis provoked by the TSE/BSE, affects the subsistence of
the scavenger birds of prey. The regional government is taking
measures aimed at alleviating this threat by means of the
creation of a network of feeding places (vulture restaurants)
– RACAN; but these measures that should be complemented
by others that attempt to return a balance to the distribution
of the resources, avoiding the concentration of all the carcasses
in the feeding places and with this the shift of the natural
foraging behaviour of the scavenger populations.
Download het volledige artikel in Pdf,.klik op het plaatje:
Voedseltekort
en andere problemen bij Spaanse gieren
Gepubliceerd
in : Het Vogeljaar
2009
Door: Kees Woutersen
Hoe
vergaat het de vale gier en andere aaseters in Spanje? Zijn
de muladares al geopend en is het voedselprobleem al opgelost?
Ja en vooral nee.
Juridisch
gezien is er weinig vooruitgang geboekt. Autonome regio´s
als Aragón en de Castilla´s, waar meer dan de helft
van de Europese vale gieren broeden hebben niets veranderd.
Andalucia en Extremadura maken wel op kleine schaal gebruik
van de Nationale Spaanse wetgeving om muladares in te richten.
In
het veld is er iets meer veranderd. De controle op het uitleggen
van dood vee is verslapt en veel boeren hebben geleerd hoe
ze toch, net als vroeger, op een nette manier van hun dood
vee af kunnen komen. Op de enkele oficiële voerplaatsen wordt
nogal ongeregmatig voedsel uitgelegd. Als de broedresultaten
aan de zuidrand van de Pyreneeën van 2008 representatief zijn
en er veranderd verder niets, dan zal de populatie vale gieren
met ongeveer een derde afnemen. We wachten op een soort nieuw
evenwicht.
Maar
nieuwe problemenworden steeds duidelijker. De belangrijkste
daarvan is het gif. Antigifcampagnes waar ondergetekende al
over schreef in Het Vogeljaar 2001 nr. 49 hebben op lange
termijn te weinig uitwerking gehad. Tussen
1990 en2007 zijn in Spanje 294 vergiftigde aasgieren gevonden,
vooral in het noordelijk deel. In
een recent wetenschappelijk artikel wordt gif voor de aasgier
als belangrijkste bedreiging gezien. De aasgierpopulatie is
de laatste 20 jaar met een kwart gedaald, waarschijnlijk vooral
door habitatverlies, voedselgebrek en gif.
In
Andalucie is het probleem niet minder. Van
de 9 lammergieren die in de laatste jaren zijn gereïntroduceerd
zijn er dit jaar vier overleden, 3 door gif en 1 door een
schot van een jager. Dat laatste exemplaar was gezenderd en
de jager is opgepakt. Het waren alle vier vrouwtjes, nu vliegen
er dus alleen nog mannetjes rond.
In
Spanje wordt veel gepraat over gif, ook met jagersverenigingen,
maar er wordt te weinig gedaan. Echt iets doen kost geld,
en dat is er blijkbaar niet. In de Pyreneeén van Aragón was
dit voorjaar een landelijk antigifcongres, nu zou het aangepakt
worden, maar daarna kwam hier in Aragón een totale stilte.
Andalucia heeft nu als nieuwtje hondenbrigades die gif in
het veld opsporen. Voorlopig is het aantal gifincidenten daar
gestabiliseerd.
Over
de vierde gierensoort, de monniksgier, is beter nieuws te
melden. In de Catelaanse Pyreneeën is een reïntroductieprogramma
aan de gang dat u op internet kunt volgen, als u een beetje
Catelaans kunt lezen: http://voltornegre.blogspot.es/
Achteruitgang
van de Vale Gier in Spanje
Gepubliceerd in Het Vogeljaar
juli 2007
Door : Kees Woutersen
De
groei van de populatie Vale Gieren Gyps fulvus in
Spanje is de laatste tientallen jaren spectaculair geweest.
De eerste nationale telling in 1979 kwam uit op ongeveer 3.240
broedparen, in 1999 was dit aantal toegenomen tot 22.455 en
ook daarna ging de groei maar door. In 2006 is echter voor
het eerst een teruggang ingezet. De belangrijkste reden daarvoor
is voedselgebrek. Sinds een aantal jaren bestaan er Europese
regels die verplichten om het opruimen van kadavers van vee
te reguleren. Het belangrijkste voedsel voor de Vale Gier
in Spanje zijn kadavers van varkens, schapen en koeien. Als
deze dieren stierven werden ze altijd in het veld achtergelaten
of naar traditionele ‘Muladares' gebracht. Ieder dorp in Spanje
heeft zo'n vaste plek om dood vee te dumpen, waar dat dan
netjes en gratis wordt opgeruimd door gieren en andere aaseters.
Iedereen gelukkig dus. Maar dat mag nu niet zomaar meer. De
zelfstandige regio's – de Autonomias verantwoordelijk
voor de verdere invulling en uitvoering van deze regelgeving
– zijn hier sinds enkele jaren hard mee bezig. Dat betekent
dat er in sommige regio's in de praktijk nog niets is gebeurd,
zoals in Andalucía in het zuiden, maar dat andere regio's,
zoals Aragón in het noorden, inmiddels zeer strenge regels
hebben gemaakt. Sinds begin 2006 worden deze regels ook uitgevoerd
en dat betekent dat het verboden is dood vee te dumpen op
straffe van een hoge boete. Alle boeren hebben een plastic
container gekregen, alles moet naar een destructiepunt en
er wordt ook daadwerkelijk gecontroleerd. De veehouder krijgt
een hoge boete als er een kadaver van hem in het veld wordt
gevonden. De achteruitgang van de Vale Gier is al op enkele
plekken duidelijk te zien, zoals bij Riglos. De grote kolonie
bij Riglos in de Pyreneeën (zie het Vogeljaar 53
(2005): 243-248.) had gemiddeld 92 broedparen en 58 vliegvlugge
jongen in de jaren 2000-‘02, in 2006 waren dat 74 paar en
38 jongen en in 2007 nog
maar 40 paar en 16 jongen.
Door
voedselgebrek is ook het gedrag van de Vale Gier veranderd.
Ze komen nu veel eerder dichtbij veefokkerijen, ongekend grote
aantallen blijven hier op een dood beest wachten, ze gaan
in groten getale op de daken zitten en komen zelfs op het
erf en in de stal om ziek of gewond vee aan te vallen. Boeren
raken in paniek en grote stukken verschijnen in de kranten.
Bij nader onderzoek blijken het dan verwilderde honden te
zijn geweest die de schapen als eerste hebben aangevallen,
maar toch. Regelmatig wordt nu gezien dat Vale Gieren in het
open veld blijven slapen en niet meer teruggaan naar de veilige
rotswanden in de bergen om te overnachten. Bij vogelopvangcentra
zijn veel meer verzwakte jonge gieren binnengebracht dan andere
jaren. Zo vond een boswachter in de Ebrovallei in enkele dagen
zestig verzwakte jonge gieren die niet meer de lucht in konden
komen. In december 2006 werden vijfhonderd Vale Gieren op
een vuilnisbelt bij Egea (Aragón) gezien die tussen plastic
naar eetbaar afval zochten. De Ooievaars die dit normaal altijd
doen, stonden op een afstand te kijken. Het is duidelijk dat
veel Vale Gieren in Spanje honger lijden. Op veel plekken
zijn vogel- en natuurbeschermers acties aan het voeren of
aan het voorbereiden om dit probleem in goede banen te leiden.
In de regio La Rioja is alles prima geregeld met een vergunningstelsel
voor particuliere boeren wier bedrijven ziektevrij zijn en
een aantal door de overheid gecontroleerde dumpplaatsen. In
Aragón probeert een in aaseters gespecialiseerde groep –
Fondo Amigos del Buitre ( http://www.fondoamigosdelbuitre.org )
– met publiciteit en het verzamelen van harde feiten
het publiek en de politiek wakker te schudden. Daarbij komt
hulp uit onverwachte hoek. Niet alleen de boeren vinden dat
er onmiddellijk wat moet gebeuren, ook de jagers vinden het
te gek dat de gieren honger lijden. Hoe gaat de toekomst eruit
zien? We hebben goede hoop dat er uiteindelijk redelijke vergunningstelsels
komen, maar het voedselaanbod voor aaseters in Spanje zal
nooit meer zo groot worden als het was. Daarnaast zijn er
nog twee andere serieuze problemen waar moeilijk iets aan
te doen is. Het uitleggen van gif wordt maar niet minder (zie het Vogeljaar 49
(2001): 8-11.) en sinds vijf jaar zijn de windmolenparken
als paddestoelen uit de grond
geschoten. Sommige windmolenparken zijn ware gehaktmolens,
want ze staan op vliegroutes van Vale Gieren en maken tientallen
slachtoffers per jaar. Groene stroom is in Spanje heilig en
niemand wil hierover praten. Na tientallen jaren van ongekende
groei zullen we moeten wennen aan een kleinere populatie Vale
Gieren, op welk niveau het uitkomt weet niemand.
*
Kees Woutersen, C/Ingeniero Montaner 4-1-C, 22004 Huesca,
Spanje; internet: http://www.aragonnatuur.com.
Foto
: Een jonge Vale Gier wordt vrijgelaten aan de voet van de
Pyreneeën.
Na
sluiting van Muladares in de Pyreneeën:
Gieren
vallen dood van de honger
Door:
Bert de Jong, gepubliceerd op 7 april 2007 in het
Noordhollands Dagblad, Haarlems Dagblad, Leids Dagblad, Gooi-
en Eemlander.
In
2000 waren er nog een slordige 200 zogeheten 'Muladares'.
Vaste plekken in de omgeving van dorpen, waar de veehouders
hun dode beesten neer konden leggen. De gieren ruimden ze
op. Deze voerplaatsen zijn allemaal gesloten. De gevolgen
zijn rampzalig. Kees Woutersen is er woedend over. De ex-Alkmaarder
woont in Huesca, schreef een handvol boeken over flora en
fauna in de Pyreneeën, en runt een reisorganisatie gespecialiseerd
in natuurtrips. Hij vertelt: ,,In de Riglos, onderdeel van
de Aragonese Pyreneeën, broedden vijf jaar geleden 92 paar
vale gieren, die 58 jongen groot brachten. Dit jaar doen slechts
40 paar een broedpoging, zonder succes. Ze zijn te zwak om
eieren te leggen. Een andere broedkolonie, bij Guara, telde
in 1999 nog 89 broedparen met 75 groot gebrachte jongen. Dit
voorjaar telde ik 15 broedparen, zonder jongen.'' Twee voorbeelden
die de ernst van de situatie illustreren.
Koloniebroeders
Gieren
zijn de favoriete vogels van Woutersen. ,,Weet je dat ze honderden
kilometers per dag af kunnen leggen om aan voedsel te komen,
en dat ze een kadaver in luttele minuten tot op het bot kaal
vreten? Het zijn bovendien koloniebroeders. Dat maakt ze voor
mij extra interessant. In Nederland was ik gespecialiseerd
in meeuwen, eveneens koloniebroeders.'' Woutersen schreef
een boek over meeuwen die in Alkmaar op daken gingen broeden
na de komst van vossen naar de duinen.
Samen
met de boeren in Aragon knokt Woutersen nu voor heropening
van de Muladares. ,,Dankzij die voerplekken kwamen de boeren
op een goedkope wijze van hun dode vee af, met name schapen.
Die voerplekken zijn vaak eeuwenoud. Op het platteland had
vrijwel ieder dorp er eentje.'' En de gieren waren verzekerd
van voldoende voedsel. Een mooi staaltje samenwerking. Hoe
anders is de situatie thans. Kees verhaalt over door honger
verzwakte vale gieren, die niet eens meer kunnen vliegen.
Die zich eenvoudig laten vangen. Ze worden in vogelopvangcentra
opgelapt. De vogels na het revalideren weer loslaten heeft
op dit moment echter geen zin, gelet op de voedselschaarste.
De
voor de gieren fatale Aragonese wet is een uitvloeisel van
aangescherpte Europese regelgeving inzake het voorkomen van
besmettelijke veeziekten. Zonder enige vorm van inspraak of
overleg met natuurorganisaties en de boeren zijn de Brusselse
directieven in Aragon vertaald in een regionale wet, die volgens
Woutersen veel strenger is dan noodzakelijk. ,,Het had best
anders gekund, Europa laat daar ruimte voor. In dat geval
moet 4 procent van de kadavers die naar Muladares gaan getest
worden op besmettelijke veeziekten. Worden die niet aangetroffen,
dan kunnen de voerplaatsen gewoon open blijven. Voor die aanpak
is bijvoorbeeld gekozen in een andere Spaanse regio, Rioja.''
De deur voor de voerplaatsen is door Brussel bewust op een
kier gelaten, omdat de meeste aasetende roofvogels in Europa
ernstig worden bedreigd. Naast vale gieren gaat het onder
andere om aasgieren, lammergieren, rode en zwarte wouw. Brussel
steekt miljoenen euro's in programma's voor bescherming en
herintroductie van deze roofvogels.
Over
de besluitvorming in de Pyreneeën regio velt Woutersen een
hard oordeel. ,,Het regionale politieke systeem wordt gekenmerkt
door arrogantie en vriendjespolitiek. Dat zou in Nederland
niet meer kunnen.'' Er is in 2005 een bedrijf opgericht voor
het ophalen en verwerken van dood vee. Die firma heeft een
monopolie. Boeren mogen alleen met dat bedrijf zaken te doen,
er is geen concurrentie. ,,Ze kunnen zich tegen de ophaal-
en verwerkingskosten verzekeren voor 18 euro per schaap per
jaar. In Aragon levert dat 40 miljoen euro premiegeld per
jaar op. Ik vrees dat een flink deel in de zakken van de politieke
elite verdwijnt.''
Boeren
zijn mordicus tegen de wet, ze vrezen scherpe verhoging van
de premies. Toch durven ze geen kadavers meer in het land
te laten liggen. ,,Er is veldpolitie die streng controleert.
Hangt er ergens een wolk uitgehongerde gieren boven het land,
dan weten de agenten dat er beneden een kadaver ligt. De boer
krijgt een rechtszaak aan de broek,'' aldus Woutersen.
Hongerige gieren storten zich de laatste tijd wanhopig op
nog levend vee. ,,Er zijn inmiddels honderden schapen gedood.
Er gaat geen week voorbij zonder aanvallen. Bij één boer stortte
een groep vale gieren zich bij de boerderij op een nageboorte
van een schaap. De schaapskudde bevond zich in een door hekken
omgeven kraal, de dieren raakten hevig in de stress. Gieren
zijn met een vleugelspanwijdte van 2,5 meter ook imponerende
vogels. In de kraal kwamen door de paniek in één keer 300
schapen om het leven. Ze drukten elkaar dood.''
De
gierenmisère komt op een moment dat het deze vogels juist
weer beter ging in Spanje. Tachtig procent van de Europese
vale gieren leeft op het Iberisch schiereiland. Aragon fungeert
als bolwerk voor deze aaseters. Ze spelen als opruimers een
essentiële rol in de natuur en genieten volledige bescherming.
Vale gieren uit Aragon worden gebruikt in verschillende herintroductieprogramma's,
onder andere in de Alpen. Deze projectvogels zijn tijdens
zwerftochten af en toe ook een poosje te gast in Nederland.
Verdomhoekje
Aasetende
roofvogels zaten in Spanje heel lang in het verdomhoekje.
Zo legden Spaanse boeren tot ver in de jaren zeventig van
de vorige eeuw massaal aas uit, besprenkeld met het zeer giftige
strychnine. Niet om gieren te doden, het ging in de eerste
plaats om wolven uit te roeien. Maar gieren aten er ook van
en stierven. Hoewel minder dan voorheen wordt er overigens
nog steeds giftig aas uitgelegd, nu gericht op het doden van
vossen en verwilderde honden, weer met gieren als onbedoelde
slachtoffers. Een kwart eeuw geleden waren er nog slechts
enkele duizenden gieren over. Bescherming en vermindering
van de gifpraktijken leidden tot een opmerkelijk herstel.
De Spaanse populatie vale gieren werd recent op 22.000 broedparen
geschat. Woutersen weet zich in de strijd voor heropening
van de Muladares gesteund door een aantal Spaanse natuurbeschermers,
en door de bergboeren en hun schaapskuddes. Ook die willen
terug naar de oude situatie.
Hoe
nu verder? Woutersen: ,,Onze strategie is gericht op Brussel.
Dáár moet de oplossing vandaan komen. Het kan toch niet zo
zijn dat de EU de regionale overheid in de Pyreneeën ongemoeid
laat, als hun kostbare natuurbeschermingsprogramma's gefrustreerd
worden.''
De
Vale Gieren van Gyps fulvus van Riglos
Gepubliceerd in Het Vogeljaar 2005 nr. 53
(6), pp 243 - 246.
Door:
Kees Woutersen
Riglos,
in de Spaanse Pyreneeën, is één van de bekendste plekken om
gieren te bekijken. De honderden meter hoge roestrode rotswanden
zijn beroemd bij wandelaars, klimmers en vogelaars. Op ieder
moment van de dag vliegen er Vale Gieren Gyps fulvus .
De
kolonie
Bij
mijn eerste bezoek aan Riglos, in 1979, leek het dat er honderden
en honderden gieren rondvlogen. Bij nadere beschouwing waren
het er iets minder, maar ja deze vogels met een spanwijdte
van ruim 2,5 m leken de hele lucht te vullen. Ook bleken ze
niet op alle delen van de rotswanden te broeden. In de hoge
rotsen boven het dorp maken ze hun nest in kleine grotjes,
goed beschermd tegen weer en wind. Een grote kolonie ligt
enkele kilometers verder naar het oosten en is te bereiken
via een goed pad, dat onder de rotsen loopt. Hier aangekomen
kijk je tegen een enorme rotswand. Daar broeden de Vale Gieren
op platformpjes. Slechts voor enkele paren is er plaats in
een grotje. Vanaf de grond kun je de nestplaatsen goed zien
zitten. Vooral als je er een goede telescoop op richt.
Er
is echter een nog veel betere observatieplek. Dat is de bovenkant
van de rotspunt tegenover de kolonie. Vanuit Riglos kun je
hier niet komen. Eerst moet je terug naar Ayerbe, daar de
richting Loarre kiezen, dan de afslag nemen naar Sarsarmarcuello
en vervolgens de onverharde weg ingaan. Deze begint in het
dorp en gaat dan verder omhoog. Meestal is hier een terreinwagen
nodig, afhankelijk van de staat van onderhoud van deze steenslagweg.
Na enkele kilometers staat ´SAFARI´ aangegeven (naar links).
Deze weg volgend kom je bij de rotspunt.
Het
aantal vale gieren
Zelf
heb ik Riglos vogels geteld in 1986 en in 1989. Van 1999 zijn
er gegevens van de landelijke telling. Sinds het jaar 2000
bezoek ik de rotspunt bij Safari jaarlijks omstreeks eind
februari om het aantal broedparen in de grote kolonie te tellen.
De meeste gieren hebben dan eieren. Rond 1 juli volgt een
tweede bezoek om het aantal grote, nog niet vliegvlugge jongen
te tellen. Met deze gegevens kan het broedsucces bepaald worden.
Deze jonge Vale Gieren zijn in juli al net zo groot als hun
ouders, maar ze zijn toch makkelijk te herkennen aan de egaal
donker loodgrijze snavel en de halsband van kleine bruine
veertjes. Volwassen vogels hebben een witte halsband. Bovendien
hebben de jongen een donkerbruin en nog geheel schoon verenkleed,
ze hebben nog niet in een kadaver gezeten.
Uit
de tellingen bij Riglos blijkt een flinke vooruitgang: in
1986 waren er 55 paren, in 1989 ongeveer 95 paren en in 1999
152 paren. Deze stijging komt overeen met de groeifactor van
de hele Spaanse populatie. Die elke tien jaar meer dan verdubbeld.
Er waren 3.240 paren in 1979, circa 8.000 paren in 1989 en
22.455 paren in 1999. Afschot en het uitleggen van gif had
de Spaanse populatie Vale Gieren tot in de jaren zeventig
van de vorige eeuw laag gehouden. Het plafond van de huidige
groei is nog steeds niet in zicht. Zowel broedgelegenheid
(rotswanden) als voedsel (vooral dood vee) zijn blijkbaar
geen beperkende factoren.
De
grote kolonie
Mijn
tellingen vanaf Safari van Vale Gieren die een nest hebben
op de grote kolonie varieerde van 73 tot 113 paar (Tabel 1).
Tabel
1 - Aantal broedparen van de Vale Gier op de grote kolonie
in Riglos.
Jaar
broedparen
vliegvlugge jongen
broedsucces
2000
73
60
82%
2001
90
65
72%
2002
113
67
59%
2003
80
46
58%
2003
95
44
46%
Opvallend
is dat het aantal paren dat start met broeden van jaar tot
jaar sterk varieert. Er zijn nog heel veel andere kolonies
dicht in de buurt en ik denk dat er veel uitwisseling plaats
vindt tussen de verschillende rotswanden. Aan de zuidrand
van de Pyreneeën, op minder dan een uur vliegen van Riglos,
broeden rond de drieduizend paren Vale Gieren. Verder is het
verontrustend dat het broedsucces de laatste jaren sterk is
afgenomen. Niet alleen het aantal jongen per paar is sterk
afgenomen. Ook het aantal jongen dat de kolonie grootbrengt
is de laatste twee jaar veel lager. We hebben in Riglos niet
gekeken of er ook subadulte vogels meedoen aan het broedproces
maar in andere kolonies in Spanje is dit wel geconstateerd
(Blanco, Martínez & Traverso 1997). Bij die kolonies is
gezien dat een deel van de broedparen waarbij subadulte vogels
betrokken zijn in het geheel geen eieren legt en dat het broedsucces
er veel lager is dan bij paren met twee adulte vogels. Waarschijnlijk
heeft dit verschijnsel ook zijn invloed op de grote kolonie
bij Riglos. Indien dit juist is zou dus het aantal subadulte
vogels in Riglos toegenomen moeten zijn. Er is echter ook
een andere mogelijk oorzaak. In november 2002 is 30 km. ten
zuiden van Riglos namelijk een windmolenpark geopend waar
inmiddels al ruim 150 dode Vale Gieren zijn gevonden (mededling:
J:C. Albero), bijna allemaal volwassen vogels. Zou daar de
oorzaak liggen?
Het
dagritme
Het
blijft fascinerend om al die gieren in de lucht te zien rondcirkelen
Soms zijn de groepen groot en soms klein. In de ochtend vertrekken
ze, vliegen over de velden en bergen op zoek naar kadavers
en ze komen tegen de avond weer terug. Tenminste, dat is het
beeld dat we hebben. Met de toenmalige Vogelwerkgroep in Huesca
hebben we in 1986 vier hele dagen van donker tot donker op
Safari gepost en alle in- en uitvliegende gieren geteld om
te kijken hoe dit nu feitelijk in zijn werk gaat. Hier volgt
een samenvatting van de opvallende resultaten.
Het
aantal vogels dat in de ochtend aanwezig is, was niet altijd
gelijk aan het aantal dat in de avond terugkwam. Soms lag
dit veel lager en soms veel hoger. Ongetwijfeld komt dit omdat
de Vale Gieren niet altijd op hun eigen kolonie slapen maar
rechtmatig andere slaapplekken opzoeken.
Tabel
2 - Aantal Vale Gieren dat in de ochtend en in de avond aanwezig
was op de grote kolonie van Riglos.
Datum
Ochtend
Aavond
23-03-1986
150
151
01-05-1986
140
93
31-05-1986
145
136
06-07-1986
101
194
Twee
dagen vertrokken de eerste Vale Gieren direct na het ochtendgloren.
Dat waren dagen met harde wind en ze gebruikten de tegen de
rotswanden opgestuwde luchtstromingen om omhoog te komen.
De andere twee dagen wachtten bijna alle vogels tot er termiek
onstond, om zo in stijgende lucht en zonder energieverlies
hoog in de lucht te kunnen komen. Rond 12.00 uur was het aantal
altijd op zijn minimum en twee à drie uur voor zonsondergang
zaten alle vogels weer op de rotsen.
De
meeste vale gieren vertrokken in de ochtend maar gedurende
de gehele dag waren er individuen die de kolonie verlieten.
Sommigen kwamen na half uur al weer terug. Deze vogels zijn
niet altijd echt het veld in gegaan om voedsel te zoeken.
In de ochtend zagen we regelmatig vale gieren op enkele
kilometers van de kolonie op een ruïne zitten. Terugkerende
vale gieren werden regelmatig verspreid over de dag gezien,
er was niet een duidelijke piek in de middag of avond.
Aan
de hand van de gegevens konden we uitrekenen hoe lang de ´gemiddelde´
vale gier buiten de kolonie was geweest. Dit kan door de mediane
vertrekkende vale gier te vergelijken met de mediane terugkomende,
tenminste als het aantal vogels in de ochtend en in de avond
ongeveer gelijk is. Zo zien we dat op 23 maart 1986 de gemiddelde
Vale Gier vijf uur en één minuut buiten de kolonie was en
op 31 maart 1986 vier uur en zevenentwintig minuten. Dit is
dus de tijd dat ze vliegend boven het land op zoek kunnen
zijn naar kadavers. Volgens Glutz von Blotzheim et al. (1971)
vliegt een Vale Gier 64 km/h en dat zou deze twee dagen betekenen
dat er een gemiddeld vliegbereik was van 320 en 290 km. Individuen
die lang wegblijven kunnen veel verder komen en zelfs een
korte trip van bijvoorbeeld een uur kan als verkenningstocht
de moeite waard zijn. Opvallend is ook dat sommige vogels
die vroeg in de ochtend of laat in de midddag vertrekken hele
korte trips kunnen maken.
Hoe
veel voedselvluchten maakt een Vale Gier nu per dag? Volgens
Cramp & Simmons (1980) is dat er één. Als we het aantal
uitvliegende Vale Gieren (251) van 23 maart 1986 delen door
het aantal aanwezige gieren (150) komen we op 1,7 vluchtten
per individu en voor 31 mei 1986 komen we op een gemiddelde
van 1,8 vluchten per Vale Gier per dag. Veel Vale Gieren komen
dus terug in de kolonie om later op de dag nogmaals te vertrekken.
Kees
Woutersen, C/Ingeniero Montaner 4-1-C, 22004 Huesca, Spanje.
LITERATUUR:
Arroyo,
B., E. Ferreiro & V. Garza (1990): II Censo nacional del
buitre leonado ( Gyps fulvus ). Icona, Madrid.
Blanco,
G, F. Martínez & J.M. Traverso (1997): Pair bond and age
distribution of breeding Griffon Vultures Gyps fulvus in relation to
reproductive status and geographic area in Spain. Ibis 139:
180- 183.
Cramp,
S. & K.E.L. Simmons (1980): The Birds of the Western palearctic,
vol. 2. Oxford.
Del
Moral, J.C. & R. Marti (eds.) (2001): El buitre leonado
en la Península Ibérica. Mon. Nº 7, SEO/BirdLife, Madrid.
Glutz
von Blotzheim, U. N. et al. (1970): Handbuch der Vögel Mitteleuropas. Band 4, Frankfurt.
Knobbelmeerkoet
terug in Spanje
Gepubliceerd in Het Vogeljaar 2005
Door:
Kees Woutersen
Knobbelmeerkoet, Zuid-Spanje (© Kees Woutersen).
Tot enkele
jaren terug was het in een periode van ruim twintig jaar nog
geen enkele vogelaar gelukt de Knobbelmeerkoet Fulica cristata , één van de zeldzaamste broedvogels
van Spanje, te zien. Jarenlang had iedere fijnproever die
naar Doñana en Zuid-Spanje afreisde, deze soort hoog op zijn
wensenlijstje staan, maar voor zover mij bekend boekte niemand
destijds succes. In 2003 was de situatie echter radicaal veranderd
en was de Knobbelmeerkoet namelijk weer helemaal terug in
Spanje. Sinds 2001 werd de Knobbelmeerkoet al gezien bij bijna
alle natuurreizen die door Natura Aragon (tegenwoordig Aragon
Natuurreizen) naar Zuid-Spanje werden georganiseerd. De beste
plek om deze soort te vinden is Laguna de Medina (bij Jerez
de la Frontera). In september 2001 zagen vogelaars die met
ons op excursie waren, daar op verscheidene dagen maximaal
zeven adulte exemplaren met halfwasjongen die fanatiek gevoerd
werden. In tegenstelling tot de 6.000 gewone Meerkoeten Fulica
atra die midden op het meer dobberden, zaten de Knobbelmeerkoeten
in en aan de rand van de rietkraag. Het was steeds wachten
tot er een ‘Meerkoet' dicht bij het riet zwom en dan met de
telescoop goed kijken of er knobbels op zaten. Vaak was dat
zo!
In
april 2002, september 2002 en april 2003 zagen wij op deze
plek ook Knobbelmeerkoeten. In september 2003 konden wij er
geen vinden, maar mogelijk lag dat aan de harde wind die toen
het kijken bemoeilijkte. In en rond Doñana zagen wij in oktober
2001, april 2002 en april 2003 eveneens diverse van deze vogels.
Zij werden met name aan de noordkant van het gebied en in
de buurt van het bezoekerscentrum Cerrado Garrido aangetroffen.
Volgens onze lokale gids ziet hij de Knobbelmeerkoet tegenwoordig
dagelijks in dit deel van Doñana. Er zijn twee populaties
Knobbelmeerkoeten. De eerste komt voor in het oosten en zuiden
van Afrika en een veel kleinere populatie komt voor in het
West-Palearctische gebied, met name in Noord-Marokko en Zuid-Spanje.
Aan het begin van de twintigste eeuw verdween de Knobbelmeerkoet
in hoog tempo uit de Spaanse Middellandse- Zeekust en een
halve eeuw later stond hij op het punt uit te sterven (Purroy
1997). Begin jaren 1990 werd de populatie geschat op vijf
à twintig paar.
Waar
komen de door ons gespotte vogels dan ineens vandaan? Het
antwoord is dat de Knobbelmeerkoet terug is mede dankzij een
introductieproject van de ‘Cañada de los Pájaros'. Het gebied
ligt iets ten zuiden van Sevilla. De eigenaar van het gebied
vertelde dat hij eieren uit Marokko heeft gehaald en bij een
kleine, in gevangenschap levende populatie heeft gezet. Vervolgens
heeft hij zo'n tachtig vogels op diverse plaatsen losgelaten.
Deze zijn te herkennen aan een witte halsband. Deze vogels
zijn onmiddellijk aan het broeden geslagen, zodat we ons nu
kunnen verheugen op een snel groeiende populatie. Let wel:
de Knobbelmeerkoet kan twaalf maanden van het jaar broeden!
Volgens de Spaanse SEO/BirdLife zijn er in 2001 minstens zeventig
broedparen gevonden (Viada 2002). In de nieuwe broedvogelatlas
van Spanje (Martí & Del Moral 2003) wordt de populatie
voor het jaar 2002 op tachtig paar geschat. Hierbij gaat het
om zowel wilde als uitgezette (met witte halsband) vogels.
Blijkbaar zijn de belangrijkste factoren die de Knobbelmeerkoet
deed uitsterven, verdwenen: jacht en biotoopvernietiging.
* Kees Woutersen, ARAGON Natuurreizen Spanje, C/Ingeniero
Montaner 4-1-C, 22004 Huesca, Spanje, +34 974 70 11 40. Internet: http://www.aragonnatuur.com .
LITERATUUR:
Martí,
R. & J.C. del Moral (red.) (2003 ): Atlas de
las Aves Reproductoras de España. Madrid.
Purroy,
F.J. (1997) : Atlas de las aves de España (1975 -
1995). Lynx, Barcelona.
Viada,
C. (2002) : La focha moruna. El Ecologista 33: 68
- 69.
Belangrijke
vogelgebieden (IBA´s)in Spanje
Door: Kees Woutersen
Dat
Spanje een van de meest vogelrijke landen van Europa is, was
al lang bekend. Dat het ook het land is met de meeste belangrijke
vogelgebieden (IBA´s, Important Bird Area´s) heeft een inventarisatie
eind jaren 1990 van de Spaanse BirdLife uitgewezen (Carlota
Viada 1999 Areas importantes para las aves en España. SEO/BirdLife,
Madrid). Het gaat om maar liefst 391 IBA´s en 32% van de oppervlakte
van het land. Sinds een eerste inventarisatie in 1989 zijn
er in Spanje vele nieuwe IBA´s ontdekt, vooral dankzij een
toenemend aantal aktieve lokale ornithologen. Na Rusland heeft
Spanje ook het grootste oppervlakte aan IBA´s van Europa en
daarnaast is het belang van eilandengroepen, zoals de Canarische
eilanden, met een groot aantal endemen hoog. De Canarische
eilanden is ook aangewezen als een van de drie Europese gebieden
met endemische soorten en is hiermee zelfs een op wereldschaal
belangrijk vogelgebied.
Voor
de bescherming van zeldzame en kwetsbare soorten zijn IBA´s
belangrijk omdat ze aan objectieve internationale criteria
voldoen en een speciale beschermde status kunnen krijgen.
Het zijn de kwalitatief beste vogelgebieden van Europa. In
Spanje worden dat ZEPA´s genoemd: Zona de Especial Protección
para las Aves en de verantwoordelijken zijn de regio´s. Inmiddels
is in Spanje 46% van de IBA´s geheel of gedeelteijk tot ZEPA
verklaard en de oppervlakte beschermd gebied neemt nog steeds
toe.
Verdeling
per regio
Extremadura
is de regio met het grootste oppervlakte aan IBA´s, bijna
75% van zijn oppervlakte is belangrijk vogelgebied, terwijl
de Canarische eilanden de het grootste aantal IBA´s heeft:
65. Op een verrassende tweede plaats staat een kleine regio
met 5 miljoen inwoners: Madrid. Vooral ten noorden van de
stad zijn zeer belangrijke gebieden, waar 20% van de keizerarendenpopulatie
broedt en soorten als monniksgier, zwarte ooievaar, grote
en kleine trapen flinke aantallen te vinden zijn. Daarna komen
er regio´s waarvan rond de 30% van hun gebied belangrijk zijn
zoals Andalucia, Aragón en La Mancha.
De
belangrijkste soorten
Welke
soorten zijn nu het belangrijkst? Als we kijken voor welke
vogels er de meeste IBA´s zijn aangewezen, dan zijn dat in
de eerste plaats roofvogels. Havikarend, vale gier, steenarend,
slechtvalk en aasgier worden het meest genoemd en tevens soorten
als zwarte ooievaar, alpenkraai, grote en kleine trap, en
kraanvogel (in de winter). Uit een vergelijking met andere
Europese landen blijkt Spanje ook de meeste vogelsoorten te
hebben die bescherming nodig hebben. Negen hiervan komen in
Europa zelfs alleen in Spanje voor: woestijnvink, kraagtrap,
Spaanse keizerarend, knobbelmeerkoet, renvogel, Dupont´s leeuwerik
en de endemen van de Canarische eilanden. Indien deze soorten
verloren zouden gaan, zou dat een algeheel verlies voor Europa
betekenen.
Een samenvatting van de belangrijkste IBA´s van Spanje (habitat, ornithologisch
belang en bescherming) vindt u bij de reisbeschrijvingen.
VOGELS
VAN MIDDEN-SPANJE:
EXTREMADURA,
LA MANCHA & GREDOS
Gepubliceerd in NATURA 2004 (6) pp. 164 – 167.
Door: Kees Woutersen
Midden-Spanje
heeft een gavarieerde natuur. We vinden er zoet- en zoutwatermeertjes,
unieke dehesas, oneindige steppen en hoge bergketens. In La
Mancha liggen 150 natuurlijke, vogelrijke plassen die door
grondwater gevoed worden. Hier ligt ook het Nationale Park
Cabañeros, dat niet vrij toegankelijk is, begroeid met Mediterrane
vegetatie en dehesas. Meer dan de helft van de autonome regio
Extremadura bestaat uit ‘dehesas': bossen van kurk- en steeneiken
waartussen ‘weiden' met een diverse kruidenvegetatie te vinden
zijn. Hier worden schapen, varkens en koeien (+ vechtstieren)
gehouden. Steppen zijn gebieden met weinig regenval en een
lage kruidenvegetatie. Het berggebied Gredos heeft kale rotsen,
alpenweiden en toppen tot 2.500. In het voorjaar, april en
mei is het land nog niet opgedroogd, de temperatuur is aangenaam
en er is bloemenpracht alom.
In
Midden-Spanje komen vogelsoorten voor die elders in Europa
moeilijk te vinden zijn: grijze wouw, monniksgier, Spaanse
keizerarend, havikarend, roodstuitzwaluw en blauwe ekster.
Ooievaar en kleine torenvalk zijn verbazingwekkend algemeen.
De aantallen roofvogels en zangvogels zijn groot, rode –
en zwarte wouw, slangen- en dwerarend, hop en bijeneter zijn
algemeen. Op de plasjes van La Mancha vinden we veel eenden,
steltlopers op doortrek, reigerkolonies, witkopeend, lachstern
en witwangstern. Onder de besneeuwde toppen van Gredos zijn
weer andere vogels te vinden zoals waterpieper, alpenheggemus,
waterspreeuw en rode rotslijster.
La
Mancha
Rond
het dorp Pedro Muñoz liggen grote en kleine zoet-- en brakwatermeren,
waarvan er een aantal beschermd zijn. In de loop van het voorjaar
drogen ze bijna allemaal op. In de grootste meren, gelegen
in het hart van La Mancha, broeden 150 paar lachsterns, purperreigers,
kleine zilverreigers, dwergsterns, witwangsterns, vorkstaartplevieren
en steltkluten terwijl er ook flamingo's en krooneenden zitten.
De witkopeend was bijna uitgestorven, maar dankzij een beschermingsprogramma
broeden er nu ruim 2.000 paar in Midden- en Zuid-Spanje. Tijdens
de voorjaarstrek verblijven er soms duizenden steltlopers
bij deze plasjes.
Cabañeros
is een van de simbolen van de Spaanse natuurbescherming. Eens
bestemd als schietbaan voor straaljagers van de luchtmacht,
werd dit gebied na lang actievoeren door natuurbeschermingsorganisaties
een bekend Nationaal Park. Er zijn grote, moderne bezoekerscentra
en vriendelijke parkwachters begeleiden dagelijks excursies
door het park. Kurkeiken, steeneiken en gras- en graanvelden
domineren Cabañeros en dankzij de verspreid staande bomen
doet dit gebied aan de Afrikaanse savanne denken. Kleine trappen,
kalanderleeuweriken, kortteenleeuweriken en grielen zijn steppevogels
die hier broeden. In de heuvels vinden we niet alleen veel
Zuid-Europese zangvogels en blauwe eksters maar ook 160 paar
monniksgieren, Spaanse keizerarend en andere roofvogels. Er
zijn tevens veel edelherten, wilde zwijnen en Iberische hazen.
Extremadura
Extremadura
is uniek want volgens de Spaanse SEO/BirdLife is maar
liefst 74% van de oppervlakte een IBA (Important Bird Area).
Nergens staan zoveel dehesas als hier en bijna alles is afgesloten
met hekken en dus niet toegankelijk. Vogels kijken gebeurt
vooral vanaf kleine wegen en paden, die vaak perfect geasfalteerd
zijn maar waar bijna geen verkeer komt. Het roofvogelrijke
natuurpark Monfragüe is het indrukwekkendst. Dehesas tot de
horizon, prachtige rivieren, kale rotsen en overal roofvogels
in de lucht. Heel apart zijn de nesten van Spaanse keizerarend,
aasgier, vale – en monniksgier, zwarte ooievaar en raaf
waarop broedende vogels met een telescoop goed te spotten
zijn. De steppen zijn uitgestrekt en verlaten. De kleine trap
zit op veel plaatsen maar de goede plekken varieren van jaar
tot jaar. Grote trappen zitten in groepjes en wandelen langzaam
het veld in als er een auto met vogelaars stopt om ze te bekijken.
Met ruim 22.000 individuen heeft Spanje ruim de helft van
de wereldpopulatie grote trappen. Overal zitten kalanderleeuwerikken,
zuidelijke klapeksters, grauwe kiekendieven en nog veel meer
steppenvogels. Middeleeuwse stadjes als Trujillo hebben een
aparte sfeer. Op de eeuwenoude gebouwen broeden grote aantallen
ooievaars en kleine tornvalken.
Gredos
De
sierra de Gredos is een 115 km. lange bergketen direct ten
noorden van Extremadura. Op de zuidhelling staan nog dehesas
maar vanaf 1.500 meter hoogte vinden we veel kale rotsen en
alpenweiden. De waterspreeuw broedt in de rivieren, de rode
rotslijster is op sommige plekken erg algemeen en de grijze
gors is opvallend totaal niet schuw. De steenbok was door
overbejaging bijna uitgestorven. Vanuit enkele tientallen
individuen heeft men een populatie van ruim 4.000 dieren op
weten te bouwen. Genetisch zijn ze erg verarmd en regelmatig
worden er vele honderden dieren door ziektes geveld maar er
zijn nu ruim voldoende steenbokken om dit soort tegenslagen
op te vangen.
Natuurbescherming
Monfragüe
(155.000 ha.) staat dankzij de nieuwe Spaanse regering op
de nominatie om in het najaar van 2004 Nationaal Park te worden.
Hiermee verkrijgt het niet alleen de hoogste beschermde status,
er zullen ook meer fondsen beschikbaar komen om projecten
uit te voeren. In het jaar 2000 zijn (met Europees geld) grote
oppervlaktes van de exotische eucaliptusboom ´met wortel en
tak´ uit Monfragüe verwijderd. De natuurlijke vegetatie komt
nu weer terug maar het zal nog ruim 50 jaar duren voor de
oude situatie weer is bereikt.
Niet
alleen de inwoners van Extremadura maar de hele Spaanse
bevolking wordt steeds meer bewust van het belang van de natuur.
De natuur verschijnt regelmatig in de lokale en nationale
media en het aantal grote beschermde natuurgebieden in Spanje
is de afgelopen 15 jaar enorm toegenomen. Vooral het aantal
beschermde IBA´s (Important Bird Areas) zijn dankzij SEO/BirdLife
(zie: www.seo.org ) en Europese
wetgeving de laatste jaren als paddestoelen uit de grond geschoten.
De komst van buitenlandse vogelaars en andere natuurminnaars
helpt mee omdat de lokale bevolking daardoor het idee krijgt
dat hun land werkelijk iets te betekenen heeft. Het
landschap dat ze hun hele leven hebben gezien en waar ze niets
speciaals aan aan kunnen ontdekken moet wel bijzonder
zijn als er mensen van zo ver komen om vogels te kijken.
Spaanse
keizerarend
De
witte kop en de grote witte schoudervlekken zijn karakteristiek
voor deze arend die een spanweidte van twee meter heeft. Het
broedgebied van de Spaanse keizerarend is beperkt tot de zuidwesthoek
van het Iberisch schiereiland en de wereldpopulatie is ongeveer
170 paar. Alle nesten worden beschermd maar het uitleggen
van gif, habitatvernietiging, het aanleggen van wegen en woonwijken
en grootschalig toerisme blijven een serieuze bedreiging.
Recentelijk is het uitleggen van gif door jagers een probleem
geworden. De jagers denken hiermee concurrenten zoals vossen
en verwilderde honden te elimineren, maar ook aasetende roofvogels
zoals de Spaanse keizerarend zijn hier het slachtoffer van.
Door het instorten van de konijnenpopulatie tien jaar geleden
is het belangrijkste prooidier van de Spaanse keizerarend
op sommige plaatsen echt zeldzaam geworden. Het broedsucces
is erg wisselend, soms worden er veel en soms heel weinig
jongen grootgebracht. De laatste jaren is er gelukkig een
stijgende lijn te zien in de populatie van de Spaanse keizerarend.
Blauwe
ekster
Ook
de blauwe ekster heeft een verspreidingsgebied dat beperkt
is tot de zuidwesthoek van het Iberisch Schiereiland. DNA
onderzoek heeft recentelijk uitgewezen dat de blauwe ekster
van China toch echt een andere soort is. In de dehesas van
Extremadura is hij algemeen en makkelijk te zien. De blauwe
ekster is schuw en komt niet graag dichtbij de mens maar als
er voedsel of in de zomer water wordt aangeboden komt hij
plotsling even erg dichtbij. Het is een standvogel die nooit
het leefgebied verlaat waarin hij geboren is. Blauwe eksters
leven in hechte familiegroepen, waarbij ´tantes´ helpen bij
het grootbrengen van jongen van andere individuen. Hierdoor
wordt het broedsucces van de familiegroep hoger, maar het
is nog onduidelijk wat het voordeel is voor het familielid
dat een ander individu helpt. In de winter groepeert de blauwe
ekster zich in groepen van vele tientallen vogels die zich
gezamenlijk door de steen- en kurkeikenbossen verplaatsen.
Vogels
kijken in Spanje
Gepubliceerd in Het Vogeljaar 2002 nr. 50 (6), pp. 254 - 265.
Door: Kees Woutersen
Audouins
meeuw bij Tarifa (© Kees Woutersen).
Ontoegankelijke
berggebieden, enorme droge steppen, rivierdelta´s vol water,
grote oppervlaktes land zonder mensen, unieke ongerepte landschappen
en een apart klimaat zijn de belangrijte factoren die Spanje
zo´n goed vogelland maken. Daar komt bij dat er een uitstekende
infrastructuur is en een goede en betaalbare horeca, heel
belangijk voor de reiziger. Spanje is het Europese land met
de meeste IBA´s (Important Bird Area´s) en er leven veel vogelsoorten
die (bijna) nergens anders te zien zijn. Spanje is een mooi
en prettig land, voor ondergetekende is het een privilege
om er te kunnen wonen en zo veel de natuur in te kunnen trekken.
In
dit artikel passeren de voor Nederlanders meest gewilde vogelsoorten
(38) van het vasteland van Spanje de revu. Per soort beschrijf
ik de verspreiding en waar ze, naar mijn persoonlijke ervaring,
het makkelijkst gezien kunnen worden.
De
interessantste vogels van Spanje
Marmereend
Het
voorkomen van de marmereend in Spanje, de laatste broedplaats
in Europa, kent hoogte- en dieptepunten. In 1994 werd een
minimum van 35 paar vastgesteld, enkele jaren geleden werden
nog een 70tal exemplaren vergiftigd gevonden maar hij lijkt
er steeds weer bovenop te komen. Toch zijn er nooit meer dan
250 paar geteld, de meesten broeden in het wetland El Hondo,
achter Alicante (Valencië). Doñana is voor vogelaars de bekendste
plek, waar ik in april 2002 13 vogels bij elkaar heb gezien.
Witkopeend
De
witkopeend is eigenlijk een Aziatische vogelsoort met een
kleine populatie in het uiterste zuiden van Spanje en Noordwest
Afrika. Hij broedt in meertjes met een redelijk zoutgehalte,
liefst niet dieper dan 2 meter, met veel onderwaterplanten
en riet maar ook met open water. Meestal drogen dit soort
plassen op in het voorjaar zodat deze specialist dus eigenlijk
weinig mogelijkheden heeft om jongen groot te brengen. De
witkopeend was 25 jaar geleden bijna uit Spanje verdwenen:
de midwintertelling van 1977 leverde nog maar 22 individuen
op. Bescherming tegen jacht en het inrichten van reservaatjes,
plasjes die niet uitdrogen met gevarieerde onderwatervegetatie
hebben de witkopeend gered. Nu zijn er enkele duizenden vogels,
hoewel de populatie van jaar tot jaar sterk varieert, verspreid
over de zuidelijke helft van Spanje in allerlei plasjes. De
bekendste plek voor witkopeenden is Doñana, waar hij verspreid
in kleine aantallen gezien kan worden. het bezoeken van kleine
meertjes in het binnenland van Andalusië, bijvoorbeeld bij
Córdoba en Málaga, kan ook heel interessant zijn. Het ongelofelijke
aantal van 750 witkopeenden zag ik in september 2001 in de
laguna de Medina, bij Jerez de la Frontera (Andalusië).
Grijze
wouw
Deze
vogel lijkt helemaal niet op de rode of zwarte wouw en dat
komt omdat hij van een geheel andere familie is. In 1973 werd
de eerste broedende grijze wouw in Europa gevonden en daarmee
was zijn oversteek vanuit Afrika definitief. Vervolgens is
het aantal broedpaar in Spanje langzaam maar gestaag toegenomen
tot meer dan 1.000 paar. Het broedgebied is uitgebreid van
het zuiden tot boven Madrid. Deze muizeneter heeft nu al twee
jaar vlakbij Huesca in een steeneikenbos gebroed. De grootste
dichtheden van de grijze wouw zijn te vinden in de dehesa´s
in Extremadura, waar je hem als vogelaar zo nu en dan tegenkomt,
biddend boven de velden of zittend in de top van een boom.
Rüpells
gier
Sinds
enkele jaren worden er regelmatig Rüpells gieren bij Tarifa
gezien. In het voorjaar van 2000 is aan de Taag, in Extremadura
op de grens van Spanje en Portugal, een Rüpells gier gevonden
die een ei bebroedde. In de omgeving waren nog minstens drie
andere, onvolwassen, Rüpellsgieren aanwezig maar het is nog
niet duidelijk wie de partner is en óf er wel een partner
is: het zou ook kunnen gaan om een verlaten nest van een vale
gier. De rüpells gier (Gyps ruepellii) is nauwe familie van
de vale gier (Gyps fulvus) en broedt in Afrika ten zuiden
van de Sahara.
Lammergier
De
zeldzaamste van de Europese gieren, de lammergier, broedt
van hoog tot laag in de Pyreneeën. De toenemende populatie
(incl. Frankrijk) is ruim 400 vogels en hij is veel makkelijker
te zien dan 20 jaar geleden. In de centrale Pyreneeën, en
dan in de natuurparken van Ordesa en Guara is de kans het
grootste om de lammergier tegen te komen maar feitelijk kun
je hem overal zien. In de zomer is het hooggebergte de beste
zone. Wat is er mooier dan een lammergier langs een bergkam
te zien scheren?
Monniksgier
De
monniksgier is de grootste Europese roofvogel. De populatie
in midden Spanje groeit langzaam (ruim 1.200 paar) terwijl
er op Mallorca een neergaande trend is. Ze bouwen het nest
in de top van grote bomen, met name steen- en kurkeiken, en
zitten vaak in grote groepen bij elkaar. De belangrijkste
concentraties zijn te vinden in Monfragüe (Extremadura) en
Cabañeros (La Mancha). Hier kun je ze ook op het nest zieen
zitten. De spannendste waarnemingen van monniskgieren heb
ik gedaan op de steppen, waar ze in kleine groepjes aan kadavers
zaten te eten. Al vogelend kom je deze ´slagschepen´ iedere
dag tegen in de belangrijkste gebieden: Extremadura, La Mancha
en de sierras ten noorden van Madrid.
Aasgier
De
aasgier is een grote roofvogel, maar een kleine gier. Hij
eet ook kleiner aas zoals kippen en slachtafval, konijnen,
hazen enz. Dat is de reden dat juist de aasgier zo gevoelig
is voor uitgelegd gif en de laatste jaren gaat de populatie
in Spanje hard achteruit. Alleen in berggebieden zoals de
Pyreneeën is de populatie stabiel. De hoogste dichtheden zijn
te vinden in de westelijke helft van de Pyreneeën en in het
vlakke land eronder, de Ebro vallei. Ook in Extremadura en
bepaalde delen van Castilië en Andalusië (Cádiz) zijn veel
aasgieren. In de hier genoemde gebieden kom je hem regelmatig
tegen, daarbuiten is het heel moeilijk een aasgier te zien.
De
beste plek om aasgieren te zien is ongetwijfeld Tarifa, waar
tussen half augustus en half oktober de gehele Spaanse populatie
langstrekt. Vele tientallen vogels per dag kunnen vlak langs
de waarnemer vliegen en dit is het moment om onvolwassen vogels
te zien. Die zijn geheel bruin, maar goed te herkennen aan
het silhouet en vaak in gezelschap van oude vogels. Tussen
half februari en begin april komen alle oude vogels via dezelfde
route terug. De onvolwassen vogels blijven dan nog een geheel
jaar in Afrika.
Spaanse
keizerarend
Het
is niet omdat de Spaanse keizerarend zo zeldzaam is, hij ziet
er gewoon majesteitelijk uit: een echt grote arend met wit
op de kop en schouders. Het broedgebied blijft beperkt tot
de zuidwest hoek van het Iberisch schiereiland en de totale
populatie schommelt, maar komt niet boven de 150 paar. Er
worden enorme inspanningen gedaan om de populatie op te krikken
maar het uitleggen van gif, het aanleggen van wegen en spoorlijnen,
het toerisme en nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen heffen
ieder jaar hun tol. Daarnaast was het instorten van de konijnenpopulatie
begin jaren 1990, zijn belangrijkste prooi, een ramp.
De
grootste dichtheid Spaanse keizerarenden is te vinden in El
Pardo (het koninklijke jachtgebied) bij Madrid. Hier zijn
ook veel onvolwassen vogels aanwezig en mijn ervaring is dat
hij hier veel makkelijker te zien is dan in Extremadura of
La Mancha, waar de meeste paren zitten. Doñana in Andalusië
en Monfragüe in Extremadura blijven voor de vogelaars de bekendste
gebieden voor de Spaanse keizerarend, maar vergeet niet dat
in het voorjaar er altijd een van de vogels op het nest zit.
Het voorjaar is daarom de slechtste tijd van het jaar om naar
deze soort op zoek te gaan. In de winter is de trefkans veel
groter en in maart heb ik ze ook heel actief bezig gezien
met het aandragen van takken bij het bekende nest bij ´La
Bascula´ in Monfragüe.
Havikarend
De
havikarend is voor de meeste vogelaars een probleemsoort.
Dat komt vooral omdat het geen zeiler is zoals de meeste grote
roofvogels maar een vlieger en daarom maar weinig tijd in
de lucht doorbrengt. De kans om hem daadwerkelijk in beeld
te krijgen is ook in de gebieden waar veel havikarenden leven
klein. Zelf heb ik maar een paar keer een havikarend rustig
kunnen bekijken, omdat ze eigenlijk altijd langsvliegen en
dan weer snel verdwijnen. In Spanje zijn de dichtheden nog
groot in Extremadura (ruim 100 paar) en in de berggebieden
van het zuiden. Dit zijn de beste plekken om de havikarend
te zoeken. Uit de Pyreneeën is hij vrijwel verdwenen, evenals
uit de sierras direct achter de kust van de Middellandse Zee
van Catelonië en Valencië. Een laag broedsucces en een grote
sterfte onder onvolwassen vogels (hoogspanningslijnen) schijnen
de belangrijkste oorzaken te zijn. De totale Spaanse populatie
zal nu onder de 600 paar liggen.
Kleine
torenvalk
Het
is een fonomenaal gezicht kleine torenvalken te zien vliegen
en baltsen boven middeleeuwse stadjes als Cáceres en Trujillo
(Extremadura). Regelmatig verdwijnen ze dan onder dakpannen
of in gaten in de oude muren en soms blijven ze een tijdje
op het dak zitten. Herkenning is op zo´n moment geen enkel
probleem. Dat is wel even anders als je een dag later wat
´torenvalken´ biddend en jagend op de steppen tegenkomt. Dan
zitten ze meestal niet zo dichtbij en moet je heel goed kijken
of je de kenmerken kunt zien.
Van
de 100.000 paar kleine torenvalken die een halve eeuw geleden
in Spanje broedde is geen 10% over, maar de populatie is nu
al vele jaren stabiel. De helft broedt in Andalusië (vooral
de provincies Huelva en Cádiz), 30% in Extremadura en rest
zit verdeeld over Castilië, La Mancha en Madrid. Hier is de
kleine torenvalk niet moeilijk te zien (het is een zomervogel)
en zijn ze vooral te vinden in de oude stadjes, gebruik makend
van holen in oude muren. Overdag gaan ze vlaktes op om insecten
te jagen.
Barbarijse
patrijs
Er
zit een kleine populatie barbarijse parijzen op Gibrltar,
de enige op het vasteland van Europa. Het gaat om een kleine
honderd vogels die broeden tussen de Mediterrane struiken
en steeneiken in het Nature Reserve. Na enig zoeken zijn ze
wel te vinden, ze fourageren regelmatig op het militaire terrein
in het zuiden.
Gestreepte
vechtkwartel
Wat
spreekt er meer tot de verbeelding dan een vogel die niemand
kan vinden? Ook volgens de allernieuwste vogelgids zit hij
gewoon verborgen in de graanvelden van Zuid Spanje, maar betrouwbare
waarnemingen zijn niet te vinden. Een vogelaar uit Cádiz heeft
zich in de soort gespecialiseerd en alle 23 waarnemingen (van
vooral roepende vogels) bestudeerd. Helaas hebben sistematische
zoektochten de de laatste 6 jaar in het geheel niets opgeleverd
en de soort wordt daarom voor Spanje als uitgetorven beschouwd.
Purperkoet
De
purperkoet is dé successtory van de Spaanse natuurbescherming.
In de jaren 1950 was het broedareaal van de purperkoet in
Spanje gereduceerd tot wetlands in Andalusië en iedere vogel
deed moeite om hem in Doñana in beeld te krijgen. Ik weet
nog goed dat ik in 1979 na enkele dagen zoeken een gat in
de lucht sprong bij mijn eerste purperkoet. Nadat vanaf
1976 er beschermingsmaatregelen genomen zijn gaat hij weer
vooruit. Niet alleen is hij weer te vinden op traditionele
plekken zoals in Aguamolls aan de Costa Blanca (Catelonië)
maar hij broedt nu ook op vele plaatsen in het binnenland,
tot in La Mancha en Extremadura aan toe. Op plaatsen als de
Ebro Delta en in vele plasjes in Andalusië zitten vele paren.
In Doñana is hij nu uitzonderlijk talrijk, vooral rond het
dorp El Rocio. In het najaar concentreren zich enkele duizenden
vogels aan de oostrand van Doñana (Brazo del Este), vlak onder
Sevilla omdat daar altijd water is.
Knobbelmeerkoet
De
knobbelmeerkoet vinden we in Europa uitsluitend in de zuidpunt
van Spanje. De laatste schattingen kwamen uit op minder
dan 20 paar (1997) en vogelaars in Doñana konden hem slechts
zeer zelden vinden. Tot mijn verbazing kwam ik in september
2001 enkele paren tegen rond Doñana, op het nest en met halfwas
jongen. In april 2002 zag ik diverse vogels in dit Nationale
PArk. Waar komen ze vandaan?
De
knobbelmeerkoet is terug mede dankzij een introductie-project.
Er zijn eieren uit Marokka gehaald en bij een kleine, in gevangenschap
levende populatie gezet. Hier zijn ruim 200 jongen grootgebracht.
Let wel: de knobbelmeerkoet kan 12 de maanden van het jaar
broeden! Inmiddels zijn er zo´n 80 vogels op diverse plaatsen
losgelaten, te herkennen aan een witte halsband, die onmiddelijk
aan het broeden zijn geslagen zodat we ons kunnen verheugen
op een groeiende populatie. In 2001 zijn minstens 54 broedparen
gevonden. Blijkbaar zijn de belangrijkste factoren die hem
deed uitsterven verdwenen: jacht en biotoopvernietiging. De
Spaanse SEO/BirdLife heeft de knobbelmeerkoet uitgeroepen
tot ´Vogel van het jaar 2002´.
Kleine
trap
De
kleine trap is een steppevogel die in grote delen van Spanje
voorkomt. Verreweg de meeste vogels zitten in Extremadura,
La Mancha en in delen van Andalusië en Castilië. Denk niet
dat hij zeldzaam is, de schattingen lopen zeer uiteen maar
het gaat zeker om enkele honderddduizenden mannetjes. Die
mannetjes baltsen zo mooi en maken een droog, ver hoorbaar
´krrrrr´ geluid als ze hun kop in de nek gooien. De kleine
trap vliegt met een snelle vleugeslag die aan een eend doet
denken. Toch is de kleine trap vaak niet makkelijk te vinden.
Hij bevindt zich in droge terreinen, steppeachtig, in graanvelden
en vooral in velden die enkele jaren niet bebouwd zijn. Hierbij
zitten ze niet ieder jaar in dezelfde percelen.
In
de winter concentreren de kleine trappen zich in groepen en
de meeste vogels zitten dan in Extremadura. Ook dan zijn ze
niet direct te vinden, maar dan heb je soms ook indrukwekkende
groepen van tientallen, honderden of zelfs enkele duizenden
vogels.
Grote
trap
De
grote trap is misschien wel de indrukwekkendste vogel van
Spanje, het is de zwaarste Europese vogel die in staat is
het luchtruim te kiezen. Spanje heeft zo´n 14.000 grote trappen
(de helft van de wereldpopulatie) waarvan de zo´n 50% in Castilië
leeft. De grootste dichtheid vinden we rond het dorp Villafáfila
en hier zijn ze helemaal niet schuw. Hier heb ik de grote
trappen dan ook het mooist en langst kunnen bekijken. De meeste
vogelaars gaan naar Extremadura om grote trappen te zoeken
en na enig zoekwerk rond de stadjes Trujillo en Cáceres lukt
dat meestal ook wel maar hier zijn ze schuwer dan bij Villafáfila.
De populatie bij Madrid gaat achteruit, die van de Monegros
(Aragón) is gereduceerd tot zo´n 40 vogels en in Andaluisië
zijn verschillende populaties kleinere. De grote trap bewoont
uitgestrekte graanvelden en droge steppegebieden en de beste
taktiek om ze te vinden is met kijkers en telescopen de velden
af te zoeken. Ga niet, zoals ondergetekende eens deed, om
12 uur ´s middags lopend en zonder water de velden in.....
.
Dunbekmeeuw
Als
je de zachtroze onderkant van de volwassen dunbekmeeuw in
broedkleed ziet, denk je dat zo´n kleur bij vogels niet kan.
Bija alle 500 paar broeden in de Ebro Delta, op de zuidpunt
die niet toegankelijk is. Gelukkig bezoeken ze regelmatig
de kust van de Delta en sommige jaren is er een kleine kolonie
in de duinen. Dan is ook de balts te zien. Ze fourageren op
zee, zijn nooit meer dan enkele honderden meters van de kust
verwijderd en vliegen heen en weer over het strand.
Audouinsmeeuw
Deze
prachtige meeuw van het Middellandse zeegebied was bijna uitgestorven
maar heeft de afgelopen 20 jaar een onwaarschijnlijke opmars
gemaakt. De grootste kolonie is nu gevestigd in de Ebro Delta
en deze nam toe van 36 paar in 1981 tot rond de 15.000 paar
nu! Van hieruit worden andere plekken aan de westelijke Middellandse
zeekust gekoloniseerd. De Audouins meeuw fourageert vooral
op zee maar de laatste jaren zijn verspreid door de hele Ebro
Delta individuen te zien. De kust van de Ebro Delta blijft
natuurlijk dé plek om deze meeuw te zien. Daarnaast is hij
vooral tijdens de trek (augustus, september en maart, april)
regelmatig te zien op de stranden van zuid Spanje, bijvoorbeeld
bij Tarifa en bij Doñana.
Bengaalse
stern
De
enige plaats in Europa waar de Bengaalse stern met redelijke
zekerheid te vinden is, is op het strand Los Lances bij Tarifa.
Het gaat om vogels op trek, vooral in de maanden september
en maart/begin april. Ze zijn op weg van de broedgebieden
aan de Libische kust en het overwinteringsgebied aan de kust
van west Afrika of omgekeerd. De Bengaalse sterns komen in
de middag het strand op om te rusten en te slapen en zijn
dan te vinden tussen de grote sterns en Audouins meeuwen.
Alleen bij harde wind, als het strand onder water staat, laten
ze het afweten maar als je een of twee dagen later terugkomt
is de kans weer levensgroot ze aan te treffen. Mijn maximum
is drie vogels tegelijk.
Zwartbuikzandhoen
en witbuikzandhoen
Zandhoenders
zijn haast mitische vogels want je weet dat ze daar zitten,
in die hete steppegebieden maar zien is een ander verhaal.
Zolang ze stil op de grond zitten vallen ze weg tegen de achtergrond
en zijn ze bijna niet te ontdekken. Gelukkig vliegen ze regelmatig
(vooral ´s ochtends vroeg) en dan kun je ze van verre aan
horen komen. En áls ze dan gaan zitten je ze in de telescoop
krijgt, zittend op de grond, dan is de voldoening heel groot.
Het
zwartbuikzandhoen is de talrijkste van de twee en heeft een
iets grotere verspreiding. De meeste vogels zijn te vinden
in de Ebro vallei (Monegros), het zuiden van La Mancha en
Extremadura. Ze broeden niet alleen in natuurlijke vegetatie,
maar ook veel in graanvelden.
De
grootste dichtheden van het witbuikzandhoen vinden we op bepaalde
punten in de Ebro vallei, zoals in de Monegros en bij Belchite,
en in de steppes van Extremadura, rond Cáceres en in de Serena.
Maar ook in Castilië, in La Mancha en delen van Andalusië
is hij na enig zoekwerk niet moeilijk te vinden. Het witbuikzandhoen
zit meer in natuurlijke steppevegetatie en meer op de vlakkere
stukken dan het zwartbuikzandhoen.
Kuifkoekoek
De
kuifkoekoek leeft in droge gebieden in grote delen van Spanje,
van de Catelaanse kust tot in Doñana. Hij prefereert halfopen
terreinen, steppen met boomgroepjes en zit nooit in berggebieden.
De grootste trefkans vinden we op de steppen van La Serena
en Cáceres - Trujillo (Extremadura) en in de Monegros (Aragón).
Ook de kuifkoekoek ontdek ik meestal op het geluid: een hard
gekekker dat hij in de vlucht uitstoot. Fouragerend op de
grond, verborgen in het gras, of rustend in de bomen is hij
veel moeilijker te ontdekken..
Moorse
nachtzwaluw
Voor
de Moorse nachtzwaluw moet men natuurlijk ´s nachts op pad,
op zoek naar zijn karakteristieke geluid. Ook zit hij regelmatig
op het warme asfalt van de weg. Het is een vogel van warme
en droge terreinen en in Noord Spanje heel moeilijk te vinden.
In de dehesas van Extremadura en west Andalusië (Doñana) is
hij behoorlijk algemeen. Hij komt pas in de loop van mei terug
uit Afrika.
Vale
gierzwaluw
De
vale gierzwaluw zit langs de hele Middellandse zeekust en
in het binnenland in Andalusië en Extremadura. Daar is hij
eenvoudig te vinden in oude (binnen)steden. De vale gierzwaluw
komt ook eerder terug (maart) en gaat later weg (september)
dan de gewone gierzwaluw. De vale gierzwaluw is dan veel algemener
dan op het eerste gezicht lijkt. Hij lijkt natuurlijk erg
veel op de gewone gierzwaluw maar als het licht goed op zijn
verenkleed valt is de vale gierzwaluw echt zo bruin als in
de boekjes staat. Als dat verschil een keer in je hoofd zit
is het niet moeilijk meer maar ik geef toe, mijn eerste 100%
zekere determinatie moest ik ook doen aan een dode vogel.
En toen bleken ze boven ons hoofd te vliegen.
Kaffergierzwaluw
Ook
deze van origine Afrikaanse soort is met een opmars in Spanje
bezig. De meeste nesten zijn gevonden in de zuidpunt, in dorpen
aan de kust ten (noord)westen van Tarifa en vanaf half mei
is de kans groot hem daar te vinden. Inmiddels broeden ook
diverse paren in de brug over de Taag in Monfragüe (Extremadura).
Zelf heb ik de kafferzwaluw een keer gezien, op de trek in
september bij Tarifa.
Duponts
leeuwerik
Ik
ken geen vogel in Spanje die zich zo goed weet te verstoppen
als de Dupont´s leeuwerik. Hij vliegt niet op, maar maakt
zich lopend uit de voeten, zich steeds weer achter stenen
en vegetatie verschuilend. Het favoriete biotoop is natuurlijke
steppevegetatie. De meesten van de zeker 15.000 paar zit in
en rond de Ebro vallei, in het noorden. De grootste dichtheid
wordt gevonden in het reservaat bij Belchite, onder Zaragoza
(Aragón, vergunning vereist) en het is niet moeilijk daar
van tientallen vogels het karakteristieke geluid te horen.
In de maand januari heb ik ze daar bij mooi weer al veel gehoord.
Kleinere populaties zitten bij de rivier de Duratón (Castilië)
in het noorden en in de steppegebieden van Almería (Andalusië)
in het zuiden.
Kleine
kortteenleeuwerik
De
kleine kortteenleeuwerik zit lang niet overal en is vaak moeilijk
te vinden. Het is ook een steppevogel maar hij wenst vlakke
stukken met grote stukken kale grond en uisluitend lage vegetatie.
Doñana, de duintjes van de Ebro Delta en de steppen van Belchite
zijn bekende plekken maar bij Almería schijnen de meeste kleine
kortteenleeuwerikken te broeden. Het is een soort voor de
specialisten, want hij is ook niet al te makkelijk in de kijker
te krijgen.
Tekla
leeuwerik
De
tekla leeuwerik is in Spanje talrijker dan de kuifleeuwerik
en het is dan ook geen enkel probleem hem te vinden. Hij zit
overal in terreinen met meer natuurlijke vegetatie, bij voorkeur
op warme plekken zoals zuidhellingen en steppegebieden. In
uitgestrekte korenvelden zit de kuifleeuwerik.
Alpenheggemus
Omdat
de alpenheggemus een vogel van het hooggebergte is, zijn meestal
flinke wandelingen vereist om hem in zijn broedgebied en in
zomerkleed te zien. Hij zit overal in de Pyreneeén, de Picos
de Europa en Gredos boven de 2.000 meter op rotsachtige terrein.
In de winter komt hij naar beneden en is dan ook laag in de
bergen te zien, zoals in de voor Pyreneeën.
Rosse
waaierstaart
De
rosse waaierstaart broedt in een groot deel van zuid Spanje,
maar ondergetekende heeft er slechts een keer één gezien.
De aantallen zijn niet zo groot, er is een negatieve tendens
en de rosse waaierstaart zit vooral in terreinen die verder
voor vogelaars niet zo interessant zijn. Dat zijn landbouwgebieden:
wijn- en olijfgaarden en plantages met amandelbomen. De grootste
dichtheden zijn te vinden in olijfgaarden rond Sevilla.
Blonde
tapuit
De
(westelijke) blonde tapuit is werkelijk een juweeltje van
een vogel. Hij broedt in bijna heel Spanje, in droge gebieden
met natuurlijke vegetatie. Het gaat zeker niet alleen om de
steppen, de blonde tapuit is aanwezig in allerlei biotopen,
van lage kruidenvegetatie tot niet al te dichte bossen, en
hij broedt vooral in warme, halfopen terreinen met struiken.
Een Mediterraan klimaat is ook belangrijk, dus de grootste
dichtheden zijn te vinden in de kuststrook van de Middellandse
zee en de Ebro vallei. In de Monegros is het mogelijk vele
tientallen vogels op een dag te zien.
Zwarte
tapuit
De
zwarte tapuit heeft een zeer beperkte werldverspreiding: het
Iberisch schiereiland en de noordwest pun van Afrika. De meeste
vogels zitten in Spanje, zo´n 10.000 paar en dat is maar heel
weinig. Het is een vogel van droge en warme gebieden, vooral
steppen dus met de aanwezigheid van stenen en veel kale rotsen.
De grootste dichtheden zijn gevonden in droge rivierbeddingen
met veel rotsen in de buurt van Granada en van Zaragoza. De
mannetjes leggen een grote hoeveelheid stenen en steentjes
bij het nest om te laten zien hoe sterk en fit hij is. Het
leuke van de zwarte tapuit is dat hij vaak broedt bij culturele
monumenten zoals kastelen, bijvoorbeeld bij Montánchez (Extremadura)
en Loarre (Pyreneeën). In een gat in een muur het kasteel
van Loarre is ook zo´n nest met allemaal steentjes.
Orpheusspotvogel
De
orpheusspotvogel broedt door heel Spanje heen in lichte bossen,
vooral bij rivieren. In deze galerijbossen kunnen de dichtheden
hoog zijn en is hij makkelijk te vinden.
Brilgrasmus
De
brilgrasmus is een steppevogel met een gebrokkelde verspreiding
in Spanje en vaak moeilijk te vinden. De grootste dichtheden
zijn te vinden in warme gebieden, op de steppen bij Almería
en Granada, in de Ebro vallei (Monegros, Belchite) en op bepaalde
plekken in Castilië (Hoces del Duratón, Segovía). Hij zit
vaak in maar ook wel op struikjes en zelf ontdek ik hem meestal
op de zang. Maar meestal is het wel zweten.
Rotskruiper
Wie
verbaast zich niet als hij dit kleine vogeltje op zo´n enorme
rotswand ziet rondscharrelen, zoekend naar insecten in allerlei
spleten en kieren. Hij broedt hoog in de Pyreneeën en de Picos
de Europa, meestal boven de 2.000 meter. Zijn broedgebieden
zijn moeilijk te bereiken omdat er te voet forse hoogteverschillen
moeten worden overwonnen. In Ordesa bijvoorbeeld, waar meer
dan 30 paar broedt. Gelukkig zijn er een paar plekjes waar
de rotskruiper op een makkelijk te bereiken plek broedt maar
ook daar is veel zoekwerk en zeker ook geduld vereist. In
de Picos kun je bij het dorp Fuente Dé met een kabelbaan omhoog
en dan moeten de rotswanden afgezocht worden. In de Pyreneeën
is enkele kilometers boven het dorp Hecho (Boca del Infierno)
een kloof waar jaarlijks een paartje broedt. Bedenk wel dat
de rotskruiper pas na half mei met zijn broedsel begint. Overigens
komt de rotskruiper in de winter naar beneden, en dan zijn
de vele karst-wanden in de voor Pyreneeën goede plekken om
hem te vinden. Mijn record bij Riglos is zes verschillende
vogels..
Blauwe
ekster
De
blauwe ekster heeft een wel zeer beperkt verspreidingsgebied:
de zuidwest hoek van het Iberisch Schiereiland. In de dehesa´s
is hij algemeen en makkelijk te zien. In de winter groepeert
hij zich en dan kun je groepen van vele tientallen vogels
zien die zich gezamenlijk door de steen- en kurkeikenbssen
verplaatsen.
Sneeuwvink
De
sneeuwvink is een echte vogel van het hooggebergte. De grootste
dichtheden zitten boven de 2.200 meter en in de winter komt
hij niet lager dan de skipistes. Voor de sneeuwvink moet je
omhoog lopen en de grootste dichtheden in de Pyreneeën zitten
in het Nationale Park van Ordesa & Monte Perdido. Na de
broedttijd vormen ze groepen, eens zag ik een groep van 52
vogels fourageren op de alpenweiden maar ze blijven altijd
in de buurt van kale rotsen. Ze vliegen veel heen en weer
en zijn dan goed te ontdekken. Ook boven bij de kabelbaan
van Fuente Dé in de Picos de Europa broeden sneeuwvinken.
Citroenkanarie
Er
broeden enkele honderdduizenden paren citroenkanaries in Spanje
maar ze hebben een zeer beperkt biotoop. Het is een bergvogel
die rond de boomgrens zit. Hij broedt daar in de dennen en
fourageert op de grond, in de kruidenvegetatie. De Picos,
de Pyreneeën, Gredos, de sierras boven Madrid, hij zit in
alle berggebieden van de noordelijke helft van Spanje en kan
in zijn biotoop werkelijk talrijk zijn.
De
Vogelatlas van Ordesa (Spanje): zweten in de hoge Pyreneeën
Samenvatting presentatie SOVON-dag, gepubliceerd
in het SOVON-nieuws 2003, door Kees Woutersen.
Rond de hoogste toppen van de Spaanse Pyreneeën ligt
het Nationale Park van Ordesa & Monte Perdido (15.608
ha.). Hoewel het een van de bekendste natuurparken van Spanje
is, en er veel vogelaars komen op zoek naar lammergieren,
sneeuwvinken, rotskruipers enz. was er nog nooit een vogeinventarisatie
gedaan. Er bestond zelfs niet een simpele lijst van de vogels
die er voorkomen. Dit is niet zo verbazingwekkend als je het
landschap en het klimaat in oogenschouw neemt: kilometerslange
rotswanden tot 400 meter hoog, geen wegen en nauwelijks paden
en dan een bergklimaat dat het park in de winter feitelijk
ontoegankelijk maakt.
Samen met mijn mede-auteur, Manolo Grasa, hebben we vanuit
Torla (zijn woonplaats) die indrukwekkende rotsklompen, besneeuwde
pieken en bossen jarenlang bekeken en in 1994 namen we het
besluit: we doen een broedvogelkartering op basis van 1 x
1 km blokken. Veel hulp konden we in dit ontvolkte en vogelaar-arme
gebied niet verwachten dus we wisten dat we bijna al het veldwerk
zelf moesten doen. Acht jaar dachten we bezig te zijn, en
dat is uitgekomen. Belangrijk was dat we veel paadjes kenden
die niet op de kaarten staan, dat we gebruik konden maken
van herdershutjes om in het hooggebergte te slapen en dat
Manolo een een vierwielaandrijving heeft én een sleutel
voor enkele bergpaden zodat we niet altijd eerst 4-5 uur met
volle bepakking hoefden te lopen om in het hooggebergte te
komen. Vele dagen hebben we daar rondgezworven, vaak zonder
iemand tegen te komen.
Wat heeft dit nu allemaal opgeleverd? Mooie verspreidingskaarten,
een aantalsschatting van de broedvogels en een lijst van alle
waargenomen vogelsoorten: 130. Er zijn drie paar lammergieren
en op een voerplaats zijn tot maximaal 33 verschillende individuen
op een dag gezien. Dichtheden van hoogebergtevogels zijn zeer
hoog. De sneeuwvink heeft 150 -250 paar en broedt boven de
2.180 meter. Er zijn 40 - 50 paar rotskruipers, de laagste
zit op 1.900 meter. Talrijker zijn de alpenheggemus, met 400
- 600 paar en de citroenvink die met 200 - 300 paar in losse
kolonies bij de boomgrens broedt. De populaties van de alpenkauw
(350 - 550 paar) en alpenkraai (300 - 400 paar) behoren tot
de grootste van Spanje.
Waar moet deze vogelatlas toe leiden? De directie van het
park is niet zo geïnteresserd als je als Nederlander
zou verwachten. De ‘ecologistas’, de natuurliefhebbers
en milieubeschermers zijn dat echter wel. Het boek wordt ingezet
bij het initiatief om het Park uit te breiden. Voor Nederlandse
begrippen is het groot, maar toch is de oppervlakte van Ordesa
& Monte Perdido te klein om representatieve en gezonde
populaties vogels, platen enz. te herbergen die de toenemende
druk van het toerisme kunnen weerstaan.
De
lammergier in de Spaanse Pyreneeën
Gepubliceerd in Het Vogeljaar 2003 nr. 51 (3), pp. 99 - 109.
Door:
Kees Woutersen
Lammergier
en vale gieren (Foto: J.L. Sasot).
Dat
de lammergier (Gypaetus barbatus) enorm tot de verbeelding
spreekt bewijst de aandacht die hij krijgt en het grote aantal
projecten die tot een herstel van zijn populaties moeten leiden.
De majestueuze vlucht van de ‘ gierarend', zijn verborgen
levenswijze en zijn absurde dieet zijn spelen hierbij al eeuwen
een grote rol. Het boek ‘De vliegende draak', van Bengt Berg,
was in 1937 al een van de eerste vogelmonografiën.
Hoe
is het mogelijk dat een zo gespecialiseerde vogel kan overleven
in het overvolle Europa? Met een spanweidte van 2,60 meter
en een dieet van bijna uitsluitend botten en merg heeft een
eeuwenlange roofvogelvervolging de verspreiding van de lammergier
gereduceerd tot een paar plekken. Dat zijn berggebieden waar
de ´Quebrantahuesos´ (bottenbreker) nog ongestoord zijn gang
kan gaan. De Pyreneeën is zijn laatste schuilplaats.
Historische
verspreiding en achteruitgang
Eens
leefde de lammergier in alle berggebieden van zuid en midden
Europa (Hiraldo, Delibes & Calderon 1979). In Bulgarije
broedde het laatste paar in 1955, in Roemenië verdween hij
rond 1935, in het oude Joegoslavië was hij aan het begin van
de 20ste eeuw al zeer zeldzaam, in Slowakije werd de laatste
vogels in 1942 geschoten. In Oostenrijk begon de lammergier
al rond 1800 te verdwijnen, het laatste broedgeval is van
1880! In de alpen van Zwitserland, Italë en Frankrijk heeft
hij het enkele tientallen jaren langer uitgehouden. In Griekenland
is de lammergier sterk achteruitgegaan en blijkt hij halverwege
de 20ste eeuw uit verschillende bergketens verdwenen te zijn.
Hiij is talrijk geweest op de eilanden Kreta en Corsica
In
Spanje leefde de lammergier (el Quebrantahuesos, de ´bottenbreker´)
in alle bergketens. Tussen het eind van de 19de eeuw en 1950
stierf hij overal uit als broedvogel, behalve uit de Pyreneeën.
In het Cantabrisch gebergte verdween het allerlaatste paar
in 1960 of 1960 en in Cazorla halverwege de jaren 1970. Op
dat moment wordt door de prille Spaanse natuurbeschermers
alarm geslagen. Zij schatten de populatie die is overgebleven
in de Spaanse Pyreneeën op ongeveer 20 paar, inclusief de
Franse Pyreneeën zouden er nog maximaal 30 paar lammergieren
over kunnen zijn.
De
belangrijkste oorzaken van het uitsterven van de lammergier
zijn de roofvogelvervolging door middel van afschot door herders,
jagers en verzamelaars voor musea en vergiftiging, vooral
door middel van strychnine (Hiraldo, Delibes & Calderon
1979). De lammergier is de zeldzaamste van de gieren, meest
gespecialiseerde en altijd de eerste die uit een bepaald gebied
verdwijnt (Bijleveld 1974). Net als alle andere roofvogels
had hij een slechte naam. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd
door de desproporcioneel grote ´klauwen´ op bijgaande tekening
uit 1660 van Matthias Merian. Een van de verhalen die de ronde
deed, was dat hij levende lammetjes van de bergweiden meenam
naar het nest, vandaar zijn naam.
De
huidige populatie
De
lammergieren in de Spaanse Pyreneeën worden sinds 1970 en
vanaf halverwege de jaren 1980 zeer intensief gevolgd. De
populatie is duidelijk gegroeid (DGA 2002). De laatste tellingen
van 2001 komen op 110 territoria voor de Spaanse en Franse
Pyreneeën. Slechts 97 doen een broedpoging, hiervan zijn er
77 paar aan de Spaanse kant van deze bergketen. De hoogste
dichtheid wordt gevonden in de Sierra de Guara, de centrale
voor-Pyreneeën. De territorium houdende popùlatie groeit met
5% per jaar. Ieder jaar is er een groot aantal paren dat niet
tot eileg komt (24%) en bij 30% mislukt de broedpoging.
Er
is een grote populatie onvolwassen, niet broedende vogels
van 156-162 exemplaren. De totale populatie in de Spaanse
en Franse Pyreneeën komt zo op ruim 400 vogels.
Voedsel
De
lammergier is een voedselspecialist die zich voornamelijk
voedt met botten en het merg hiervan. Het voedsel en de wijze
waarop hij de botten breekt worden uitgebreid beschreven (zie
bijgaande illustraties) door Heredia & Heredia (1991).
Bijna het gehele dieet bestaat uit botten van runderen zoals
schapen en koeien en hoger in de Pyreneeén zijn resten van
de gems ook zeer belangrijk. Een heel klein deel bestaat uit
vogels, er zijn vooral resten van houtduiven gevonden, en
er zijn zelfs resten van reptielen gevonden. veel van de voedingswaarde
zit in het vel om de botten. Maar zelfs oude, verweerde botten
worden gegeten omdat de merg, in het binnenste van het bot,
zijn waarde behoud.
Lammergieren
kunnen hele boten inslikken die tot ongeveer 25 cm. lang zijn.
De mensen die in de Pyreneeën de voerplaatsen beheren vertellen
dat een individu tot 5 of zes schapenpoten in zijn geheel
kan inslikken en zelf heb ik gezien dat een vogel er drie
achter elkaar naar binnen werkte. Grotere botten worden gebroken,
door ze op steenhellingen te laten vallen. Soms moeten verschillende
vluchten worden gemaakt om een bot voldoende klein te krijgen.
Figuur 1 illustreert hoe een lammergier in de vlucht een bot
laat vallen. Figuur 2 laat de verschillende fasen zien van
het breken van een bot: de lammergier komt aanvliegen tot
boven een steenhelling, laat het bot vallen en cerkelt vervolgens
naar beneden om het weer op te pakken. Soms wordt het bot
ter plekke verorbert, soms meegenomen naar een rotspunt. Ook
heeft een lammergier voorraadkamers. Een skelet levert veel
meer voedsel op dan er op dat moment geconsumeert kan worden
en er wordt materiaal meegenomen naar een grot. Meer is er
nog niet bekend over deze voorraadkamers. Als u een lammergier
met een bot in een grot ziet verdwijnen en hij er zonder bot
weer uit komt wil dit dus niet zeggen dat hier zich een nest
bevindt.
Ieder
paar lammergieren heeft minimaal twee vaste plekken waar ze
hun botten breken, plus nog een aantal plaatsen waar ze het
zo nu en dan doen. Deze ´bottenbrekershellingen´ worden zowel
door adulte als onvolwassen vogels gebruikt. De plek moet
aan een aantal voorwaarden voldoen. Het moet hard zijn, dus
kale rotsen of steenslaghellingen. Bijna alle hellingen hebben
een hoek van minstens 45 graden en liggen naar de heersende
windrichting. Dit heeft als voordeel dat de aanvliegende lammergier
gemakkelijk boven zijn bottenbrekershelling op de wind kan
blijven hangen én dat hij, eenmaal beneden om het bot op te
rapen, weer snel hoog in de lucht zit.
Voortplanting
De
voortplanting van de lammergier in de Spaanse Pyreneeén wordt
beschreven door Heredia R& Heredia (1991) en Hiraldo,
Delibes & Calderon (1979). In de landelijke tijdschriften
verschijnen regelmatig artikelen met recente voortplantingsgegevens.
Het nest van de lammergier wordt gebouwd op steile rotswanden,
op uitstekende platforms (14%) of in grotten en overdekte
platforms (86%). De orientatie hangt af van de heersende windrichting
Zo is het nest meestal goed beschermd tegen het koude en slechte
weer van de lange winter. Bijgaande foto van een onbeschermd
lammergierennest heb ik in 1980 genomen vlak bij het dorp
Benasque. Enkele jaren later werd het verlaten, zo dicht bij
een dorp, we konden het nest vanuit de hotelkamer bewonderen,
was natuurlijk ook te gek.
Ieder
paar heeft drie tot vijf nesten, die succesievelijk gebruikt
worden. De gemiddelde afstand tussen de nesten is 13.2 km.
Overigens is de vale gier (Gyps fulvus) dominant over de lammergier
en bij een sterk toenemde populatie vale gieren in de Pyreneeën
is verschillende keren vastgesteld dat een lammergier van
zijn nestplaats verdreven werd.
De
lammergier heeft een broedcyclus die ruim tien maanden van
het jaar omvat, zie bijgaand tijdschema. De balts begint in
november en tussen eind december en begin maart worden de
eieren gelegd. De eieren worden 53-55 dagen bebroed, vooral
door het vrouwtje. De eerste vlucht van het jong vindt plaats
na 122 - 127 dagen.
Gegevens
over het broedsucces zijn belangrijkst om een beschermingsstrategie
te ontwikkelen. Vanaf 1984 worden vrijwel alle nesten in de
Spaanse Pyreneeën gevolgd. Hewt broedsucces is vanaf halverwege
de jaren 1980 afgenomen van 0,81 tot 0,62-0,67 uitgevlogen
jongen per broedpaar. De belangrijkste oorzaak is een toenemend
aantal mensen in de buurt van de nesten, met name toeristen.
Al
in de jaren 1980 is door diverse auteurs berekend dat er voldoende
voedsel is voor de lammergierenpopulatie in de Pyreneeën en
dat er voor ieder paar voldoende is om een jong per jaar groot
te brengen.
Een
van de incognito´s van de lammergier is het punt dat hij twee
eieren legt en er nooit meer dan een jong uitvliegt. Niemand
weet hoe dit komt, en evolutionair is het niet logisch. Bij
twee eieren en een goede voedselsituatie zouden beide een
nieuwe vogel moeten opleveren, anders heeft het geen zin energie
aan een ei te besteden. Vorig jaar was in het nieuws dat er
een camera bij een nest was geplaatst en die heeft geregistreed
wat er gebeured: het oudste jong maakte na een aantal dagen
het kleinste dood.
Een
ander punt dat nog niet helder is, is de vraag waarom er tegenwoordig
zoveel trio´s zijn. Het eerste trio werd vastgesteld in 1978
en in Aragón heeft bestaat een derde van de broedparen uit
trio´s (Donazar 1993, Lorente, Díez, Bágena y Gil 1997). Het
gaat hierbij altijd om een vrouwtje en twee mannetjes. Beide
mannetjes copuleren met het vrouwtje, helpen mee met de nestbouw
en het opvoeden van het jong. Het verschijnsel poliandrie
is zeer zeldzaam onder roofvogels en het is niet bekend wat
de voordelen voor de lammergier zijn en waarom dit verschijnsel
in de Pyreneeën zo toeneemt.
Emancipatie
en dispersie
Op
het moment dat het jong uitvliegt breekt de meest riscante
periode van zijn leven aan. Voor de lammergier volwassen is
vindt de hhogste sterfte plaats. Het duurt lang voordat
hij onafhankelijk is, gedurende 2 - 3 maanden is hij nog afhankelijk
van de ouders. Gedurande deze tijd blijft de jong lammergier
in de buurt van de bottenbrekersplekken die dicht bij het
nest liggen en meestal slaapt hij daar ook. De ouders voeren
hem en zorgen er ook voor dat hij het breken van botten leert.
Er komt een moment dat de oude lammergieren het jong niet
meer willen helpen, en dat is meestal het moment dat ze een
nieuwe broedcyclus starten.
Dan
breekt de dispersieperiode aan voor de jonge lammergier, die
kan duren totdat hij volwassen is op zeven jarige leeftijd.
Dankzij vleugelmerken en radiozenders die op de rug van een
aantal individuen is geïnstalleerd weten wat onvolwassen lammergieren
doen. Ze vliegen de hele Pyreneeën door, van oost naar west
en van noord naar zuid. In de zomer zitten ze vooral hoog
in de Pyreneeén. Op dat moment is daar voldoende voedsel dankzij
de kuddes schapen en koeien die dan op de alpenweiden verblijven
en de vele gemsen daar daar leven. Als de sneeuw begint te
vallen zoeken ze lagere regionen op. Tijddens de winterperiode
concentreren zich grote aantallen jonge lammergieren rond
het beperkt aantal voerplaatsen die in de Pyreneeën liggen.
Het is niet vreemd meer dan 10 van deze vogels daar bij elkaar
te zien.
lammergieren
buiten de Pyreneeën
Bij
een toenemende populatie worden er steeds meer lammergieren
buiten de Pyreneeën gezien (Antor, Gil, Lorente, Díez &
Bágena 2000). Sinds 1977 gaat het om bijna 200 waarnemingen.
Opvallend is het grote aantal volwassen vogels, bijna helft.
Ze zijn tot in Andalusië gezien. Meestal gaat het om berggebieden
die dichtbij de Pyreneeën liggen zoals het Iberisch Randgebergte
(aan de andere kant van de Ebro vallei) en kleinere bergketens
in en rond Baskenland. In deze laatste gebieden zijn al enkele
jaren een aantal vaste territoria aanwezig(drie in 2001) en
een eerste broedpoging wordt op korte termijn verwacht.
Beschermingsprojecten
Doel
van de beschermingsproyecten is het herstel van de lammergierenpopulatie
in de Pyreneeën en het herkoloniseren van andere bergketens.
Iedereen is zich ervan bewust dat dit alleen een langzaam
proces kan zijn. De soort begint laat te broeden en brengt
weinig jongen groot.
Nadat
de lammergier in 1990 wettelijk is opgenomen in de Spaanse
rode lijst en dus wettelijk is vastgesteld dat er een gevaar
voor uitsterven bestaat, zijn er een groot aantal proyecten
gestart die worden gecoördineerd vanuit het Spaanse Ministerie
voor Natuur en Milieu (Heredia & Heredia 1991). Het zijn
echter de autonome regio's die verantwoordelijk zijn voor
natuurbescherming. De activiteiten hebben zich vooral gericht
op de volgende punten.
1-
Het volgen van De hele populatie in de Pyreneeën. Ieder territorium
en broedpaar wordt opgezocht, er wordt gekeken wat het broedsucces
is en bij falen probeert men de oorzaak te achterhalen.
2-
Bewaking van nesten. Enkele nesten worden continu bewaakt
en anderen worden in de gaten gehouden door de Guardia Civil
en terreinwachters. Ook de bewoners van de dorpen in de nabijheid
moeten niet worden vergeten, zij melden direct als ze denken
dat er iets niet pluis is.
3-
Het installeren en onderhouden van voerplaatsen. Vanaf 1981
worden er voerplaatsen voor de lammergier in stand gehouden.
Er wordt gevoerd in de periode dat er minder voedsel in het
veld beschikbaar is, van oktober tot mei. Er worden op vaste
plaatsen eens in de week of in de twee weken voedsel uitgelegd,
schapen- en geitenpoten en andere botten. Het aantal individuen
die van zo´n voerplaats gebruik maakt varieert van zes tot
meer dan 20. 31% van de vogels die van een voerplaats gebruik
maken zijn adult: bijvoeren is van cruciaal belang voor de
overleving van onvolwassen vogels.
Nawoord
Hoever
het verder gaat met de lammergieren in de Pyreneeën moet afgewacht
worden. De populatie is nog steeds klein en kwetsbaar. Er
blijven altijd gekken rondlopen die gif uitstrooien of op
een lammergier schieten maar de laatste 10 jaar is er heel
veel positieve publiciteit over de lammergier geweest. Iedere
inwoner van Aragón weet inmiddels dat hij bestaat, dat hij
niet schadelijk is, dat hij bijzonder én beschermd is. Zelfs
de schoolkinderen zijn verrast met een leuk leerboekje over
´Chorche, de Lammergier´. Er zit duidelijk een positieve lijn
in de ontwikkeling van de populatie en het lijkt er op de
de Pyreneeën ´vol´ begint te raken. De nieuwe doelstelling
is in andere bergketens de lammergier terug te krijgen. Hiertoe
zijn in het Iberisch Randgebergte van Teruel (ten zuiden van
Zaragoza) al replica´s en kunstnesten neergezet op een plek
waar regelmatig lammergieren gezien werden. In Cazorla (Andalusië)
loopt al jaren een project om in gevangenschap een populatie
op te bouwen en van daaruit vogels uit te zetten. Met langdurige
steun in de rug is het mogelijk: de lammergier terug in alle
Spaanse berggebieden.
Literatuur
Antor
R., J.A. Gil, L. Lorente, O Díez y G. Bágena 2000 Observaciones
del quebrantahuesos en España fuera de Pirineos. Quercus 106:
10-14.
Berg,
Bengt 1937 De vliegende draak. ´s Gravenhage.
Cerradelo
S. 2002 El retorno del buitre barbudo. Biológica 67: 32-40.
DGA
2002 Borrador definitivo régimen de protección del quebrantahuesos.
Zaragoza.
Donázar
J.A. 1993 Los buitres Ibéricos. Biología y conservación. Madrid.
Gil
Gallus J.A. 2001 Los Pirineos, el último refugio de los Quebrantahuesos.
Naturaleza Aragonesa 7: 46-51.
Heredia
R. & B. Heredia 1991 El quebrantahuesos (Gypaetus barbatus).
Características ecológicas y biologia de la conservación.
ICONA, Madrid.
Hiraldo
F., M. Delibes y J. Calderon 1979 El quebrantahuesos, Gypaetus
barbatus (L.). ICINA monografías 22, Madrid.
Lorente
L., O. Díez, G. Bágena & J.A. Gil 1997 Resultados del
censo y monotorización del Quebrantahuesos (Gypaetus barbatus(
en el Pirineo Aragonés temporada 1995. Rocín, Anuario Ornitológico
de Aragón 1993-1994: 115-119.
Rode
wouwen in Spanje
Gepubliceerd in de Takkeling 8 (2) 2001: 113 - 117; tijdschrift
van de Werkgroep Roofvogels Nederland.
Door: Kees
Woutersen
Rode
wouwen boven de slaapplaats (© Kees Woutersen).
Inleiding
In
roofvogelrijk Spanje is de rode wouw (Milvus milvus) een opvallende
verschijning. Voor Nederlandse vogelaars die het land bezoeken
lijkt de rode wouw een alom vertegenwoordigde vogel. In Aragón,
Extremadura, delen van Andalusië en andere plekken die veel
door vogelliefhebbers bezocht worden is dat ook zo. Volgens
de ‘Atlas van Europese Broedvogels' is 22% van de wereldpopulatie
(19 - 32.000 paar) geconcentreerd in Spanje. Als we daarbij
de overwinteraars uit noordelijke streken tellen, lijkt dit
land een onoverwinnelijk bolwerk voor deze soort en zijn kostbare
beschermingsprojecten zoals in andere landen niet nodig.
Verspreiding
van de broedvogels
De
telling uit 1994 kwam uit op 3.328 - 4.044 broedparen. Hoge
dichtheden werden gevonden in Salamanca en aan de zuidrand
van de Pyreneeën (Navarra/Aragón). Andere belangrijke plekken
zijn onder andere Extremadura, en het westen van La Mancha
en Andalusië. De enige populatie die niet achteruit gaat is
die van Navarra en Aragón. Van de Balearen (Mallorca, Menorca)
is de rode wouw bijna verdwenen en op de Canarische eilanden
is hij definitief uitgestorven. In een land als Spanje zijn
er bijna geen oude telgegevens. Maar twintig jaar voor deze
telling was het verspreidingsgebied van de rode wouw ongeveer
twee keer zo groot, en dat zegt heel veel. Van bepaalde streken
is een achteruitgang bekend, zoals veel gebieden rond Madrid
en in Andalusië. Overigens is bij de zwarte wouw (Milvus migrans)
in dezelfde gebieden niet een achteruitgang geconstateerd.
Rode
wouwen broeden in open terrein met hier en daar grote bomen
of stukken bos. De beste gebieden zijn die met extensieve
landbouw in een landschap dat een lappendeken is van ongecultiveerd
met kruiden begroeid land, graanvelden en oude, hoge bomen
om in te rusten en te broeden. Vooral favoriet zijn rivierbossen
en, in Extremadura en Andalusië, goed ontwikkelde steeneik-
en kurkeikbossen. In gebieden met veel voedsel, bijvoorbeeld
beschikbaarheid van veel aas, maar met weinig bomen kunnen
de nesten soms op minder dan 100 m. van elkaar worden gebouwd.
Is het bos te dicht, dan zijn er geen rode wouwen.
Bedreigingen
Veranderingen
in het landschap hebben een grote invloed op deze soort. De
rode wouw jaagt in open gebied maar heeft hoge bomen nodig
om een nest te bouwen. Ingrepen in het landschap, waarbij
(soms maar enkele) bomen ruimte moesten maken voor landbouwgrond
hebben heel wat paartjes doen verdwijnen. Directe vervolging
door de mens, vooral door uitleggen van vergiftigd aas maar
ook verkeersslachtoffers, afschot en hoogspanningsleidingen
eisen een hoge tol onder rode wouwen en andere aaseters. Vooral
het toenemende verschijnsel van uitleggen van gif door jagers,
met als doel kleine roofdieren uit te schakelen, baart grote
zorgen. Een landelijke antigifcampagne, inclusief steun van
de jagersverenigingen, moet deze praktijken de kop indrukken
(zie ook Woutersen 2000).
Overwinteraars
Overwinterende
rode wouwen blijken een iets groter gebied te bezetten dan
de broedvogels. Het aantal overwinteraars was veel hoger dan
men eerder dacht: 54.000 - 62.140 vogels (eigen broedvogels
niet meegerekend). De hoogste dichtheden werden gevonden vlak
ten zuiden van de Pyreneeën (Aragón), in Salamanca en in delen
van Kastilië. Opvallend is dat in enkele van de favoriete
overwinteringsgebieden nauwelijks rode wouwen broeden. Dat
is in de lage delen van de valleien van de Ebrovallei (Los
Monegros) en de Duero. Hier is juist wel de wegtrekkende zwarte
wouw een talrijke broedvogel, zodat het er op lijkt dat de
rode wouw in de winter zijn plek overneemt.
Voedsel
Rode
wouwen staan natuurlijk bekend als aaseters en diverse studies
hebben dat ook bevestigd (Viñuela, Martí & Ruiz 1999,
Sunyer & Viñuela 1994). Legale dumpplaatsen voor dood
vee zijn er bijna niet meer in Spanje, maar bijna alle schapen
worden in het land achtergelaten of komen, samen met varkens,
op kleine dumpplaatsen in het land terecht. Echter, de Europese
normen worden steeds beter nageleefd en steeds meer dood vee
wordt begraven of vernietigd. Door de natuurbeschermers is
een discussie op gang gebracht ten gunste van deze traditionele
dumpplaatsen (‘muladares') om de aaseters betere kansen te
geven.
Maar
het blijft niet bij aas alleen. Sommige studies wijzen uit
dat er bijna alleen aas wordt gegeten, vooral in de winter.
Er wordt echter wel degelijk gejaagd en muizen, konijnen en
vogels kunnen een belangrijk deel van het menu uitmaken. Een
recente studie in de Ebrovallei (braakballen) wees uit dat
60% van de biomassa hieruit bestond (Serrano-Larraz 1999).
Hagel in de wouwenbraakballen duiden er op dat de konijnen
vaak aangeschoten zullen zijn geweest. Een relatief nieuw
verschijnsel in Centraal Spanje zijn plagen van de veldmuis
(Microtus arvalis) of andere muizen zoals de Provençaalse
woelmuis (Pytimus duodecomcostatus) en op die plekken
concentreren zich dan in de winter grote aantallen rode wouwen.
Literatuur
-
de Juana E., F. de Juana & S. Calvo 1989 La invernada
de aves de presa (O. Falconiformes) en la Península Ibérica.
In: Invernada de aves en la Península Ibérica. SEO, Madrid.
-
D. Serrano-Larraz 1999 Alimentación del milano real (Milvus
milvus) en el Valle del Ebro. Rocín, Seo-Aragón, 1995-1996:
107-112.
-
Sunyer C., & J. Viñuela 1994 Variación temporal en los
hábitos alimentarios del milano real durante la invernada
en la Meseta Norte. Ardeola 41: 161-167.
-
Viñuela J. 1998 Ave del año 1998: el Milano Real. La Garcilla
101: 20-21.
-
Viñuela J., R. Martí & A. Ruiz 1999 El milano real en
España. SEO/BirdLife, Madrid.
-
Woutersen K. 2000 Antidoto: het programma tegengif. Spaanse
natuurbeschermers op de bres voor aaseters. Het Vogeljaar.
ANTIDOTO:
HET PROGRAMMA TEGENGIF
Spaanse
natuurorganisaties op de bres oor bedreigde aaseters
Gepubliceerd in Het Vogeljaar 2001 nr. 49 (1), pp 8 - 11.
Door:
Kees Woutersen
Inleiding
Iedereen
dacht dat het een probleem uit het verleden was omdat het
gebruik van gif halverwege de jaren 80 bij wet werd verboden.
Tot dan toe dacht hier iedereen dat roofvogels de wildstand
grote schade toebrachten en dat verdelgen met gif, in combinatie
met afschieten, dus een goede zaak was. De wolf is begin deze
eeuw in bijna heel Spanje uitgeroeid met strichnine. De laatste
tientallen jaren echter is de waardering voor de natuur in
Spanje met sprongen gestegen alsmede het inzicht in de natuurlijke
processen. Het duurde dan ook jaren voordat het stelselmatig
uitleggen van vergiftigd vlees als een ‘nieuw' fenomeen werd
herkend. Daarna is door alle belangrijke natuurbeschermingsorganisaties
een grootschalige campagne opgezet, mede ondersteund door
de jagersverenigingen.
Eind
jaren 60 bevonden de populaties van verschillende aaseters,
inclusief keizerarend en steenarend, zich historisch gezien
op hun laagste punt. Het gebruik van vergiftigd aas was er
de oorzaak van dat de Spaanse keizerarend toen met minder
dan 50 paar zelfs op het punt stond van de aardbodem te verdwijnen.
Speciale programma´s werden gerund door de overheid, door
de speciaal hiervoor in het leven geroepen ‘juntas
ter uitroeiing van schadelijke dieren'. Na 15 jaar actievoeren
en dank zij een andere kijk van de maatschappij op de natuur
werd in 1983 eindelijk het gebruik van vergiftigd aas en het
‘controleren' van predators wettelijk verboden. Het is niet
voor niets dat sindsdien populaties van grote predatoren sterk
is toegenomen, met als mooiste voorbeelden vale gier en keizerarend.
Het
gif is natuurlijk nooit helemaal weggeweest uit het Spaanse
landschap. Maar nu lijkt het er op dat de afname van het kleinwild
(bijvoorbeeld rode patrijs en konijn) de jagers naar oude
middelen doet grijpen. Teruggang van de kwaliteit van het
landschap, overbejaging en virusziekten bij het konijn worden
door natuurorganisaties als belangrijkste oorzaken aangewezen.
Er wordt bij de jacht echter steeds meer naar rentabiliteit
op korte termijn gekeken, bijvoorbeeld door het uitzetten
van rode patrijzen en konijnen die allerlei ziektes bij zich
kunnen hebben en het omhekken van grote terreinen waardoor
populaties geïsoleerd worden.
Roofvogels:
de meeste slachtoffers
De
meeste gifslachtoffers zijn gevonden onder aasetende roofvogels.
Vooral de populaties van de vier soorten gieren en de keizerarend
worden aangetast door deze praktijken.
Van
de monniksgier zijn in de jaren 90 tot eind jaren 90 maar
liefst 142 gifdoden genoteerd. De provincies waar de meeste
kadavers gevonden zijn, zijn Ciudad Real (58) en Madrid (27).
Op enkele plaatsen zijn duidelijke aanwijzingen dat de monniksgierenpopulaties
hierdoor achteruit gaat. Het duidelijkste voorbeeld is het
geval in Sevilla, in de Sierra Norte, waar in 1997 22 paar
broedden en een jaar later nog maar 6.
Tot
nu toe zijn er al 120 vale gieren gevonden. Vooral
het aantal van 1998, 59 vogels, is alarmerend. Het grootste
aantal is gevonden in Málaga, in de Sierra van Ronda.
De
aasgier heeft het op dit moment bijzonder moeilijk in Spanje:
in 5 jaar tijd is de populatie met 27% gedaald. Vooral in
het noorden, in Soria, Huesca en Teruel zijn veel vergiftigde
aasgieren gevonden. Zijn specialisatie in klein aas maakt
de aasgier bijzonder kwetbaar voor deze gifpraktijken. De
achteruitgang wordt voor het grootste deel toegeschreven aan
het gifprobleem. Omdat alleen in Spanje nog een groot aantal
aasgieren broeden is deze tendens nog verontrustender.
Het
aantal van 32 keizerarenden waarbij is vastgesteld dat vergiftiging
de doodsoorzaak is, is ongelooflijk hoog als je beschouwt
dat er nog geen 150 paar in Spanje broeden. Daarbij kun je
eigenlijk nog 10 vogels optellen waarbij geen analyse is toegepast.
Een andere belangrijke doodsoorzaak bij deze soort heeft ook
een menselijke oorsprong: aanvaringen met hoogspanningsleidingen.
Veel slachtoffers vielen in de vallei van de Tietar (Extremadura),
waar in 1994 8 paar broedden en in 1997 nog maar 1 paar. Ook
Doñana blijft niet vrij van vergif: alleen al in 1994 acht
vergiftigde keizerarenden. Een van de jonge vrouwtjes die
gezenderd was, en via een sateliet werd gevolgd, werd op driejarige
leeftijd vergiftigd gevonden. In en rond het Nationale Park
van Doñana is de populatie in enkele jaren gezakt van 16 tot
8 paar.
Zelfs
de lammergier, met ongeveer 50 paren in de Pyreneeën ontkomt
niet aan vergiftiging: in twee jaar is het al bij vijf vogels
vastgesteld. Hiermee is het de belangrijkste vastgestelde
doodsoorzaak. Twee van deze vogels (“Tiberio” en “Blacky”)
waren gezenderde individuen, waardoor ze konden worden opgespoord
en niet ergens op een onherbergzame plaats onvindbaar bleven
liggen. Overigens zijn er de afgelopen jaren ook drie lammergieren
geschoten.
Er
zijn natuurlijk ook andere soorten die bedreigd worden door
vergif. Zo zijn er (tot eind 1998) 179 rode wouwen, 28 steenarenden,
en 5 havikarenden gevonden.
Tabel
1. Aantallen individuen dood door vergiftiging van
een aantal roofvogelsoorten in Spanje in de jaren 1990 - 1998
(La Garcilla 103, 1998).
Monniksgier
142
Vale
gier 120
Aasgier
67
Keizerarend
32
Lammergier
7
Totaal
368
Ervaringen
in de regio's
Er
zijn cijfers beschikbaar van vergiftigde vogels tot eind 1998.
Uit deze informatie blijkt in welke regio's het probleem het
grootst is.
De
regio Castilla-La Mancha staat op kop met 141 slachtoffers.
Opvallend is een groot aantal zwarte wouwen dat vlakbij Ciudad
Real is gevonden terwijl op veel plaatsen vergiftigingsgevallen
van de keizerarend zijn vastgesteld. Ook het Nationale Park
Cabañeros blijft niet gevrijwaard. Van de belangrijke populatie
monniksgieren zijn er diverse vergiftigd. In Andalusië zijn
al 137 gevallen gemeld. Het meest opvallende zijn de tientallen
vale gieren die bij Ronda en Málaga zijn gevonden, veroorzaakt
door veetelers die vossen wilde uitschakelen. In en vooral
rond Doñana wordt systematisch gif uitgelegd. Tussen 1976
en 1990 was de mortaliteit bij keizerarenden hier een of twee
vogels per jaar (6%) maar vanaf 1996 zijn al 15 dode vogels
gevonden, een stijging tot 300%!! Een van de gevolgen is dat
een derde van de territoria nu bezet is door onvolwassen keizerarenden.
De rode wouw is als broedvogel verdwenen uit de omgeving van
Doñana (het ‘Parque Natural') en vergiftigde zwarte wouwen
zijn zelfs dood op het nest gevonden. In Huelva zijn maar
liefst vijf vale gieren dood op het nest gevonden: oorzaak
strychnine. In de provincie Cádiz is het aantal broedparen
van de aasgier gedaald van 50 naar 30, een daling die geheel
wordt toegeschreven aan vergiftiging. In Granada zijn al zes
dode steenarenden gevonden, in jachtgebieden waar herhaaldelijk
gif is geconstateerd. In Castilla-Leon (112 slachtoffers)
gaat het vooral om monniksgieren, vale gieren, aasgieren (ook
hier wordt een alarmerende achteruitgang geconstateerd) en
rode wouwen. Rond een van de jachtscholen die de Spaanse Jachtfederatie
in Soria heeft, zijn regelmatig vergiftigde roofvogels gevonden.
In Aragón (tot nu toe 94 slachtoffers) is het aantal van zes
lammergieren opvallend. In Valencia is ook in bebouwde kommen
gif uitgelegd, wat veel dode honden heeft veroorzaakt. Opvallend
is hier het aantal omgebrachte oehoes en havikarenden. In
Madrid zijn de meeste gevallen geconstateerd in jachtgebieden
die speciaal zijn ingericht voor konijnen en rode patrijzen.
Onder meer door het intensief patroulleren van de Guardia
Civil in deze gebieden lijkt het gebruik van gif sterk afgenomen
te zijn. In andere regio's zijn minder slachtoffers gevallen,
hoewel 19 dode wolven in Asturias een mens niet vrolijk maken.
Op de Canarische Eilanden is het gif vooral gericht tegen
zwerfende jachthonden, meeuwen, konijnen en hagedissen. Tenslotte
valt op te merken dat er nog weinig bekend is over de situatie
in regio's als Extremadura, Catalonië en Galicië.
Antidoto:
het programma tegengif
In
februari 1998 is oficieel het programma Antidoto (tegengif)
van start gegaan. Alle belangrijke Spaanse natuurorganisaties
hebben de handen ineengeslagen om de negatieve tendens te
stoppen: het Wereld Natuurfonds (WWF/Adena), SEO/BirdLife
(de Spaanse Vogelbescherming), SECEM (de landelijke zoogdierengroep),
Ecologistas en Acción (landelijke natuurbeschermingsfederatie)
enz. Er zijn fondsen beschikbaar gesteld om een coördinator
te benoemen en het programma op allerlei manieren bij het
grote publiek bekend te maken. Alle vergiftigingsgevallen
moeten gemeld worden zodat per individu vastgesteld kan worden
dat de doodsoorzaak vergiftiging is. Dat is namelijk de enige
manier om daadwerkelijk te bewijzen dat het probleem zo groot
is als de natuurbeschermingsorganisaties beweren. Het programma
Antidoto wil zo veel mogelijk gevallen voor de rechter dagen
en een veroordeling vragen.
De
hoofddoelstelling van het programma is natuurlijk om om het
gif uit het landschap te bannen en men realiseert zich dat
om dit te bereiken er erg veel groepen in de samenleving moeten
worden bereikt. Door publiciteitscampagnes wil men bereiken
dat vanuit de samenleving een zo groot mogelijke afkeer ontstaat
tegen de gifpraktijken. De landelijke, regionale en plaatselijke
pers alsmede nationale en regionale tv en radio hebben inmiddels
ruim aandacht aan het probleem besteed. Men probeert zo veel
mogelijk vrijwillige medewerkers te krijgen, die gevallen
van vergiftigde dieren melden en het programma uitdragen.
Op jagers wordt druk uitgeoefend hun praktijken te staken.
De nadruk hierbij wordt gelegd op educatie en het beter bekendmaken
van de wetgeving en de gevolgen die een overtreding voor de
jager heeft: hoge boetes, gevangenisstraf en intrekken van
de jachtvergunning.
Het
motiveren en inschakelen van de Seprona, een soort milieupolitie
en onderdeel van de Guardia Civil, is van groot belang. Deze
agenten patrouilleren met hun vierwielaangedreven wagens door
grote delen van het platteland en hebben de bevoegdheid om
overtreders te arresteren en aangiftes te verzorgen. Nu al
kan worden vastgesteld dat hun medewerking de grootste bijdrage
aan het programma geeft. Ook de terreinbeheerders en boswachters
zijn als aparte groep en per regio benaderd. Voor deze beide
groepen is educatief materiaal samengesteld en zijn er cursussen
georganiseerd.
Antidoto
heeft een eigen team van juristen samengesteld om alle gevallen
te kunnen beoordelen en begeleiden. In verschillende regio's,
zoals Valencia en Castilla-La Mancha, bleken er lagunes in
de wetgeving te zitten. Jurtisten van de natuurbeschermingsorganisaties
zijn hier met uitgewerkte voorstellen gekomen om dit op te
lossen.
Met
de jagersverenigingen is overleg geweest en deze hebben zich
ook achter het plan gesteld. In hun tijdschriften zijn artikelen
verschenen, onder andere van de hand van de redactie, die
het probleem op tafel hebben gelegd en het ten strengste veroordelen.
Bovendien hebben de jagersverenigingen beloofd alle medewerking
te verlenen aan het programma Antidoto die nodig mocht zijn,
en ze zullen ook via mailings hun leden op de hoogte te houden
van de gang van zaken.
Naschrift
Omdat
er in Spanje grote onbewoonde gebieden zijn plus een groot
aantal jagers is het hier moeilijker dan in Nederland om het
stropen of gifleggen boven tafel te krijgen en aan te pakken.
Dat de natuurbeschermingsorganisaties samen in staat zijn
een zo grootschalig plan te starten, dat goed doordacht en
voorbereid is, bewijst dat ook hier de natuurbescherming volwassen
wordt. Iedere organisatie die benaderd is geeft zijn medewerking,
inclusief jagersverenigingen en regionale overheden. Op allerlei
manieren komt het programma in de publiciteit en krijgt het
steun van pers en bevolking.
We
moeten echter niet vergeten dat het om een bijzonder moeilijk
probleem gaat. Iedereen die het echt wil, kan gif uitleggen
zonder gesnapt te worden. In de vele afgelegen dorpen is een
groot deel van de bevolking jager, dat is altijd zo geweest
en er zijn weinig andere dingen te beleven. Deze mensen leven
nog steeds met het idee dat de natuur iets bedreigend is,
een concurrent, iets dat geëxploiteerd moet worden. Als je
in de grote stad woont kun je je dat moeilijk voorstellen,
maar ja, dan beleef je de inmensheid van het natuurlijke landschap
dat je dagelijks omringt ook niet.
Met
dank aan Carlos Cano, coördinator van het Programma Antidoto,
die veel van de informatie alsmede de foto's beschikbaar heeft
gesteld.
Kees
Woutersen, C/Ingeniero Montaner 4-1-C, 22004 Huesca (Spanje).
Spaanse
pardellynx op de rand van de afgrond
Gepubliceerd in het tijdschrift Zoogdier jaargang 12 (4), november 2001
Door:
Kees Woutersen (Natura Aragon)
De
pardellynx komt de eer toe een van de bekendste zoogdieren
van Europa te zijn. Zijn beperkte verspreidingsgebied, Spanje
en Portugal, en zijn geheimzinnige, nachtelijke levenswijze
hebben evenals zijn zeldzaamheid hierbij een rol gespeeld.
De aantallen gaan gestaag achteruit: nu zijn er nog slechts
400 individuen over. Zal de pardellynx kunnen overleven?
Habitat
Lang
is gedacht dat de pardellynx (Lynx pardina) een ondersoort
zou zijn van de lynx (Lynx lynx) die in Midden- en Noord-Europa
en Azië voorkomt. De pardellynx is niet alleen iets kleiner,
hij is ook veel duidelijker gevlekt dan de lynx en heeft hij
grotere 'bakkebaarden'. DNA onderzoek heeft aangetoond dat
er verschillende evoluionaire lijnen zijn gevolgd. De pardellynx
leeft op het Iberische Schiereiland in dicht struikgewas,
in ondoordringbare Mediterrane struiken ('maquis'), in steeneikbossen
met dichte ondergroei en dan het liefst afgewisseld met braakliggend
terrein en stukken met een iets minder dichte bodemvegatatie
waar de dichtheid aan konijnen, zijn stapelvoedsel, hoger
is. Tegenwoordig woont de pardellynx teruggedrongen in berggebieden,
in lage siërra's tussen de 400 en 1.300 meter hoogte. De enige
uitzondering hierop is Doñana, waar een belangrijke populatie
in moerassen op zeeniveau leeft. Doñana is al heel lang het
gebied waar deze soort het makkelijkst gezien kan worden.
Belangrijke
factoren voor de overleving van de lynx zijn de beschikbaarheid
van grote oppervlakte natuurlijk terrein en zo min mogelijk
menselijke aanwezigheid.
Levenswijze
De
pardellynx is sterk terrotoriaal en bewoont gebieden tussen
de 16 en 5,3 km2. Als gevolg daarvan, leggen ze dagelijks
forse afstanden af op zoek naar prooi, soms meer dan 10 km.
Het territorium wordt ook daadwerkelijk verdedigd. Urine en
excrementen zorgen voor afbakening maar als het moet wordt
er gevochten, en wel zo hevig dat er daadwerkelijk doden vallen.
De enige manier voor de mannetjes om een territorium te krijgen
is het veroveren van een al bestaande plek, vrouwtjes erven
soms een territorium van hun moeder.
Binnen
het territorium wordt gejaagd, en dan vooral op konijnen dat
altijd 80-90% van het voedsel uitmaakt. Als de konijnenstand
op een minimum is wordt er meer naar andere prooien gezocht,
in Doñana (jonge) herten en grauwe ganzen en in andere gebieden
vooral rode patrijzen. Vanuit de dekking wordt de prooi verrast
en besprongen, als het in een keer niet lukt wordt de prooi
niet achtervolgt. Natuurbeschermers hebben in publiciteitscampagnes
ook het feit benadrukt dat de pardellynx andere roofdieren
in zijn territorium aanvalt. Door zijn toedoen blijft de stand
van vossen en wezels laag en is er van deze soorten veel minder
predatiedruk op konijnen en rode patrijzen. Waarom dat belangrijk
is? Het aantal jagers in Spanje is groot, en zij zien liever
geen concurrenten. Een pardellynx die roofdieren onder de
duim houdt is heel wat anders dan een rover die jachtwild
opeet.
Dat
het konijn van vitaal belang is voor de pardellynx blijkt
onder andere uit het voortplantingssucces. Dit is direct verbonden
aan de dichtheid aan konijnen. Jaren met weinig konijnen resulteren
in minder of zelfs helemaal geen jongen. Dat is vastgesteld
in Doñana, waar in droge jaren de konijnenstand tot een minimum
daalt. Biologen denken zelfs dat de pardellynx gelijk is geëvolueerd
met het konijn: zijn dagelijkse voedselbehoefte is precies
het gewicht van één konijn en zelfs zijn dagelijks activiteitspatroon
gaat gelijk op met dat van de konijnen.
Achteruitgang
Er
is in vorige eeuwen weinig aandacht aan de pardellynx besteed,
waarschijnlijk ook omdat hij zo algemeen was. Hij kwam voor
in heel Spanje en Portugal, in het noorden tot in de Pyreneeën.
In zijn standaardwerk over zoogdieren schrijft Cabrera in
1914 dat de pardellynx voorkomt in "De hele Península,
in terreinen en gebieden die ver van de grote bevolkingscentra
liggen. In het noorden en westen lijkt hij uitgestorven te
zijn, of in ieder geval is hij er heel zeldzaam, terwijl hij
in het centrum en oosten nog algemeen is". Cabrera heeft
ook een prachtige tekening van deze katachtige vervaardigd,
zie de reproductie hiervan. In de tijd van Cabrera behoorde
de pardellynx tot de schadelijke dieren, waarop vrij gejaagd
kon worden en waarvan de noodzaak tot vervolging voor iedereen
vaststond. Jacht, inclusief georganiseerde drijfjachten, klemmen
en strikken zorgden voor een gestage achteruitgang waarbij
het leefgebied steeds verder inkromp.
Na
1950 werden habitatvernietiging en het ineenstorten van de
konijnenpopulatie door mixamatose de belangrijkste oorzaken
van het verdwijnen van pardellynxen en het verbrokkelen van
zijn verspreidingsgebied. De snelle economische ontwikkeling
ging gepaard met het aanleggen van wegen, spoorlijnen, stuwmeren
en het planten van onafzienbare oppervlaktes eucalyptus- en
dennenbossen. In de jaren 1970 werd de noodklok geluid: de
pardellynx was definitief uit het noorden en westen verdwenen,
populaties waren van elkaar gescheiden en herstel leek moeilijk,
maar niet onmogelijk.
Bescherming
Een
beschermingsplan voor de endemische pardellynx staat nu al
20 jaar bovenaan de prioriteitenlijst van de Spaanse natuurbeschermers.
Hij is nog te vinden in de zuidelijke helft van Spanje, met
de grootste aantallen in de Sierra Morena en de Montes de
Toledo. Kleinere populaties zijn onder meer te vinden in Extremadura
en Doñana. In 1988 was het verspreidingsareaal al enorm verbrokkeld
maar er waren nog 1.100 dieren in leven. In 1996 is een grootschalig
project gestart, vooral gefinancierd met Europees geld uit
Life-fondsen maar in 1998 waren er nog slechts 600 dieren
over. Inmiddels is de pardellynx bovenaan de lijst van meest
bedreigde katachtige ter wereld terechtgekomen. Wat moet er
gebeuren om deze zeldzame kat te behouden? Dat nu, is welbekend:
herstel en conserveren van zijn habitat, stoppen van de fragmentatie
van zijn leefgebieden en tussen bestaande gebieden ecologische
verbindingszones aanleggen, niet natuurlijke mortaliteit stoppen
(stropen) en het vergroten van konijnenpopulaties. Nieuwe
plannen en nieuwe fondsen zijn recent beschikbaar gekomen
om de teloorgang van de pardellynx te stoppen. Echter, tot
nu toe heeft geen beschermingsplan de achteruitgang gestopt.
Hoge snelheidstreinen, snelwegen, intensivering van de landbouw,
nieuwe woonwijken en een toenemend toerisme, wie kan dat tegenhouden?
De slogan van de nieuwe campagne is: "we raken al onze
lynxen kwijt". De 400 overgebleven pardellynxen staan
op de rand van de afgrond.
Literatuur
Cabrera
A. 1914 (1998) Fauna Ibérica: Mamíferos. Santiago de Compostela.
Montero
J.A. 2001 Andalucía destinará al lince ibérico más de 500
millones en tres años. Quercus 183: 50-51.
Rodríguez
A., & M. Delibes 1990 El lince Ibérico (Lynx pardina)
en España. Distribución, y problemas de conservación. Icona,
Madrid
Blanco,
J.C. 1998 Mamíferos de España I. Barcelona.
Vogelatlas
Huesca
Spaans
vogelen met twee ´Ollanders
Gepubliceerd in Vogels 1998 (6) p. 32.
Door:
Redactie Vogels
Binnen
een (Lange) dag reizen vanuit Nederland ligt in de Spaanse
Pyreneeën en relatief klein, maar befaamd vogelgebied: de
provincie Huesca. Op de camping Pirineos in Santa Cilia de
Jacatrefffen vogelaars uit heel Europa elkaar, waaronder opmerkelijk
veel Nederlanders. Niet zo vreemd dus dat twee landgenoten,
Kees Woutersen en Maarten Plateeuw, de aandrng voelden Huesca
uitvoerig te beschrijven.
Het
is een uitstekend boek geworden, met alle eigenschappen van
een volwaardige vogelatlas, de teksten zowel in Spaans als
in Engels.
Het
boek bevat inleidende hoofdstukken over onder andere landschappen,
grondgebruik, klimaat, vegetatie en vogelbescherming in dit
deel van Spanje. Voor het gebruik ter plekke bevat het hoofdstukken
met zogenaamde stippenkaarten; die laten zien in welk deel
van het gebied de interessantste soorten te vinden zijn. In
totaal passeren 308 vogelsoorten de revue. Huesca is een van
de beste Spaanse roofvogelprovincies met 400 – 500 para
rode wouwen, vijftig paar lammergieren en ruim 700 paar vale
gieren. Wie met plannen rondloopt voor een bezoek aan Huesca
kan niet zonder dit boek. Voor een relatief klein bedrag stelt
het hem in staat zijn eigen waarnemingen te verifiëren en
interessante excursieroutes uit te zetten. Er zijn tekstondersteunende
foto´s en pentekeningen van Aart Noordam, Ron Messemaker,
Kees Mostert en Leo Stegeman. In de tekst zijn verder geen
determinatiekenmerken opgenomen.
Nieuws
over Spaanse vogels
Hieronder
vindt u nieuwsbrieven
van ARAGON Natuurreizen Spanje, nieuws dat blijvend interessant is.
Dupont´s
leeuwerik
De
Dupont´s leeuwerik is een unicum voor Spanje, want binnen
Europa vinden we hem nergens anders. Dat hij dit jaar tot
Vogel van het Jaar is benoemd, is niet iets om blij om te
zijn. Deeltellingen wijzen uit dat er niet meer dan 30% over
zal zijn van de 13.000 paar die in 1988 werden geteld. Habitatvernietiging
is de belangrijkste oorzaak. De beste plek om deze soort te
zien blijft nog steeds Belchite, in de steppen van Aragón,
en in dit reservaat is hij gelukkig goed beschermd. Bron:
La Garcilla.
Lammergier
in ARAGON
De
redenen zijn nog onbekend, maar het beeld tekent zich duidelijk
af: het broedsucces van de lammergier in Aragón, bijna de
helft van de Europese populatie, is de laatste jaren schrikbarend
gedaald. Een gemiddelde van 20 uitgevlogen jongen was normal,
dit jaar, 2006, zijn slechts 13 jongen uitgevlogen. De redenen
hiervoor zijn onbekend, misschien zijn de Pyreneeën vol of
is er minder voedsel beschikbaar.
Inmiddels
zijn er drie lammergieren uitgezet in Cazorla (Andalusia)
en zijn er vergaande plannen om lammergieren in gevangenschap
groot te brengen en dan in de Picos uit te zetten. Bron: Diversen.
Doñana
Er
is veel te doen geweest over de vervuilingsgolf die Doñana
trof in het najaar van 1998. Nu alles is afgehandeld kan gezegd
worden dat er van het gif niets meer te zien is, al is het
deel dat niet opgeruimd kon worden natuurlijk opgenomen in
het ecosysteem. Hogere concentraties gif zijn vooral gevonden
in de bladeren van de bomen, en niet in hun vruchten. De rivier
Guadiamar, aan de oostrand van het Nationale Park, is omgebouwd
tot een groene verbindingszone en heeft formele bescherming
gekregen als natuurpark. Het slecht nieuws over dit item is
dat er uiteindelijk absoluut niemand veroordeeld is, er is
dus geen schuldige. De rechter heeft de zaak gearchiveerd.
De gifmijn Azalcóllar is al enige jaren gesloten omdat hij
niet meer rendabel was. Bron: diversen.
Sneeuwvink
Uit
een studie naar de sneeuwvink in de Picos van Europa zijn
een aantal interessante dingen naar voren gekomen. De Picos
is het berggebied waar de sneeuwvink het laagst broedt, vanaf
1.650 meter hoogte. De vogels van de 1500 – 2000 broedparen
groeperen zich in najaar en winter tot groepen van zo´n 100
individuen. De nestbouw start pas eind mei en de jongen vliegen
uit in juli. De winter is de belangrijkste tijd voor overleving:
bij temperaturen tot 20 graden onder nul weten ze onder meters
sneeuw nog voldoende voedsel te vinden om hun gewicht, 50
gram, op peil te houden. Als u zelf de Picos bezoekt kunt
u sneeuwvinken en alpenkauwen met kleurringen zien rondvliegen.
Bron: Quercus.
Grijze
wouw
De
grijze wouw in Spanje zit nog steeds in de lift. Het broedgebied
wordt steeds verder naar het noorden uitgereid en er zijn
al broedgevallen bekend vlak onder de Pyreneën en dichtbij
de Picos de Europa. Extremadura heeft al 199 paar (2005) en
vorig jaar is hier een slaapplaats gevonden met meer dan 70
exemplaren. Rond Doñana is het ook een regelmatige verschijning
geworden, in 2006 broedden hier 6 paar. Bron: Quercus..
Ooievaar
Het
aantal ooievaars is in 10 jaar tijd verdubbeld. In 2004 werden
33.215 paar geteld. De belangrijkste regio´s zijn Extremadura
en Castilië. Bron: SEO/BirdLife
Heremietibis
In
Zuid Spanje loopt een reintroductieproject waar met deze zeldzame
soort wordt gefokt. In december 2004 zijn een twintigtal van
heremietibissen losgelaten in Cádiz, in de hoop de verloren
populatie in Zuid Spanje weer terug te krijgen. Enkele vogels
zijn waargenomen tot boven Madrid, maar van een echte kolonisatie
is tot un toe geen sprake. SEO/BirdLife werkt ook mee aan
een beschermingsproject van de enig bekende kolonie van wilde
heremietibissen bij Agadir, Marokko. Afbeeldingen van deze
eens zo algemene vogels zijn te vinden in de Egyptische Pyramiden. Bron:
INTERNET SEO/BirdLife.
Eleonor´s
valk
Van
de schitterende Eleonora´s valk is het vooral bekent dat hij
zijn broedcyclus heeft aangepast aan de komst van trekvogels.
Hij broedt op eilanden in de Middellandse zee, zoals Mallorca,
en pas in augustus komen de jongen uit. Uit nieuw onderzoek
blijkt echter dat zijn dieet in het voorjaar en in de zomer
vooral uit insecten bestaat die in de vlucht worden gevangen.
In de maanden juli en augustus komen er steeds meer vogels
bij. De populatie van de Spaanse eilanden is stabiel, de laatste
telling in 2004 kwam uit op 1.257 eksemplaren.
Zwartkoprietzanger
op Mallorca
De
zwartkoprietzanger leeft verborgen in het riet, heeft een
klein verspreidingsgebied en is moeilijk te vinden.
Een van de belangrijkste populaties in Europa broedt in de
dikke rietstengels van de Albufera op Mallorca. Nadat de pupulatie
in 1999 op een top kwam met rond de 3.000 paar, is hij nu
weer flink ingezakt tot onder de 1.000 paar. Belangrijkste
oorzaken zijn toenemende verzouting van de bodem en het grotere
aantal rietbranden waardoor er minder dik en oud riet is komen
te staan. De helft van de populatie trekt in de winter niet
weg. Als u deze vogel wilt ontdekken kunt u het best letten
op de zeer luide roep of zang. Bron: Quercus.
Het
konijn
Het
konijn is een autochtone diersoort van het Iberisch Schiereiland.
Ook jachtstatistieken geven aan dat de achteruitgang nog steeds
voortduurt. Hoewel op sommige plekken de populatie in stand
blijft, zijn veel populaties met 90% ingezakt. Dit is des
te meer verontrustend omdat het konijn de balngrijkste prooi
is voor een aantal zeldzame roofvogels, zoals de Spaanse keizerarend,
en de bijna uitgestorven Iberische lynx. Bron: Quercus.
Bruine
beren in de Picos
Er
is deze zomer veel te doen geweest over bruine beren die in
de Pyreneeën zijn uitgezet, maar Spanje heeft nog één levensvatbare
berenpopulatie en daar gaat het erg goed mee. In het Cantabrisch
gebergte, de Picos de Europa, leven maar liefst 160 wilde
beren, dat is veel meer dan met tien jaar geleden dacht. Hiervan
leven er 25 gescheiden van de belangrijkste groep in het westelijk
deel van deze bergen. In 2005 zijn minimaal 15 jongen grootgebracht,
eem mooi aantal. Door meer stukken land te beschermen en bos
aan te planten gaat men proberen beide populaties weer met
elkaar in contact te brengen. Bron: EFE.
Nieuwe
salamander ontdekt
In
de bergen van Montseny, bij Barcelona, is een nieuwe salamandersoort
beschreven. Hij lijkt het meest op de Pyrenese beeksalamander
maar na 3 jaar intensieve studie kwam men tot de conclusie
dat het echt een andere soort is. De wereld populatie van
de Montseny salamander is slechts 1.500 individuen groot en
ze leven in schoon, zuurstofrijk water op meer dan 600 meter
hoogte. Wilt u meer weten, kijk dan op:
http://www.universia.es/portada/actualidad/noticia_actualidad.jsp?noticia=84941
Nieuwe
Spaanse broedvogelatlas
In
2003 is de nieuwe Spaanse broedvogelatlas verschenen. Van
iedere vogel is, zoals gebruikelijk bij dit soort projecten,
een verspreidingskaart opgenomen op basis van 10 x 10 km.
blokken. Een tekst geeft uitleg en aanvullende informatie
over aantallen, habitatvoorkeur, voor- danwel achteruitgang
enz. Het goede aan de atlas zijn de kaarten: eindelijk behoorlijk
recente (1985-2001) en gedetailleerde informatie. De
teksten zijn echter heel moeilijk te lezen. Jaartallen, aantallen,
percentages en namen van provincies en regio´s volgen elkaar
in rap tempo op. Wie niet exact weet wat hij wil weten en/of
niet weet hoe Spanje in elkaar zit,
wordt hier totaal geen wijs uit. Helaas staat er geen woord
Engels in.
De
meest opmerkelijke soorten en aantallen volgen hieronder.
Vale
pijlstormvogel
2.083--4.414
paar
Woudaap
1.900-2.300 paar
Kwak
2.689 paar
Ralreiger
850-1.100 paar
Koereiger
64.416 paar
Kleine
zilverreiger
10.400 paar
Purperreiger
2.000 paar
Zwarte
ooievaar
387 paar
Marmereend
30-200 paar, fluctuerend
Witkopeend
2.300 exemplaren
Grijze
wouw
500-1.000 paar
Lammergier
81 paar
Aasgier
1.320- 480 paar
Vale
gier
17.337-18.070 paar
Monniksgier
1.358 paar
Grauwe
kiekendief
4.926 paar
Spaaanse
keizerarend
175 paar
Havikarend
650-713 paar
Kleine
torenvalk
12.000 paar
Auerhoen
500-600 exemplaren
Purperkoet
3.000-3.500 paar
Knobbelmeerkoet
80 paar
Kleine
trap
100.000-200.000 mannetjes
Grote
trap
23.000 exemplaren
Griel
30.000-40.000 paar
Dunbekmeeuw
800-900 paar
Audouin´s
meeuw
16.957 paar
Zwartbuikzandhoen
9.000-17.000 exemplaren
Witbuikzandhoen
17.000-22.000 exemplaren
Kuifkoekoek
55.000-64.500 paar
Oehoe
520-600 paar
Vale
gierzwaluw
31.159 paar
Kaffergierzwwluw
100-150 paar
Hop
497.000-710.000 paar
Kalanderleeuwerik
1.030.000-3.400.000 paar
Westelijke
blonde tapuit
513.000-630.000 paar
Zwarte
tapuit
6.430 paar
Provencaalse
grasmus
1.700.000-3.000.000 paar
Rotskruiper
9.000-12.000 paar
Blauwe
ekster
240.000-260.000 paar
Sneeuwvink
4.500-6.000 paar
Nieuwe
taxonomische inzichten mbt Spaanse vogels
De
naamgeving van Europese en Noord-Amerikaanse vogels zoals
we die in alle boeken, veldgidsen en tijdschriften zien is
gebaseerd op Voous (1977). De AERC TAC (het Europese comitee
voor taxonomie en zeldzaamheden) heeft na het bestuderen van
diepgaande studies besloten een aantal veranderingen te
accepteren. Dat betekent in de praktijk vooral dat er vogels
bij eeen andere familie terecht komen en dat er vogels worden
opgesplitst in 2 of meer soorten. Veel van deze
´splits´ staan al lang in de boeken en zijn al algemeen bekend.
Men is nog niet klaar, over veel soorten moet nog een beslissing
worden genomen. Echt geinteresseerden kunnen alles tot in
detail nalezen op internet.
Bron:
internet http://aerc.be/aerc_tac.htm
De
definitieve ´splits´ voor Spanje zijn:
Spaanse
keizerarend (afgesplitst van keizerarend)
Geelpootmeeuw
(afgesplitst van zilvermeeuw)
Waterpieper
(afgesplitst van oeverpieper)
Balearen
grasmus (afgesplitst van Sardijnse grasmus)
Westelijke
bergfluiter (afgesplitst van bergfluiter)
Canarische
tjiftjaf (afgesplitst van tjiftjaf)
Iberische
tjiftjaf (afgesplitst van tjiftjaf)
Afrikaanse
pimpelmees (afgesplitst van pimpelmees, ook op Canarische
eilanden)
Zuidelijke
klapekster (afgesplitst van klapekster)
Rosse
waaierstaart
Er
is un voor het eerst een landelijke telling geweest en het
totaal wordt gesteld op 129.000 469.000 individuen. Ze leven
vooral in het midden en zuiden van Andalucia in druivenvelden
en een mix van druif/olijfvelden. Niet in natuurgebieden zoals
Doñana en dat is de reden dat buitenlandse vogelaars de rosse
waaierstaart bijna nooit zien. Andere bronnen spreken over
een achteruitgang van de populatie.
Rode
wouw
Voor
het eerst was er in 1994 een telling van deze soort en nu,
10 jaar later, is die herhaald. De resultaten zijn deprimerend:
de winterpopulatie laat een afname zien van 48% en de broedpopulatie
in belangrijke gebieden gaat met bijna 40% achteruit. Spanje
is het belangrijkste land voor overwinteraars – 58.000
vogels in 1994, 30.000 in 2004 - en de geconstateerde
afname roept veel vragen op. Zie ook het artikel: Rode wouwen
in Spanje (de Takkeling, 2000) dat na te lezen is op deze
página van www.aragonnatuur.com.
Blauwe
ekster
Hoe
is het mogelijk dat een vogelsoort op twee plaatsen van de
wereld voorkomt die zo ver uit elkaar liggen: China een Spanje.
Misschien is de blauwe ekster door middeleeuwse zeevaarders
vanuit China naar Spanje geëxporteerd. Een diepgaande studie
naar DNA, ecologie en gedrag heeft nu duidelijkheid gebracht:
het gaat om twee verschillende soorten en onze blauwe ekster
heet Cyanipica cooki .
Ook
over het gedrag zijn interessante dingen ontdekt. Er zijn
minder volwasssen vrouwtjes dan mannetjes. Dat komt omdat
de vrouwtjes meer zwerven en nieuwe gebieden opzoeken, waardoor
de mortliteit hoger is. De mannetjes die ´over´zijn helpen
vaak andere paartjes met hun broedsel zodat er meer jongen
worden grootgebracht. Maar dat gebeurt zonder dat er familiebanden
zijn. Dat laatste is heel vreemd. Waarom helpen
ze dan mee als hun eigen genen niet worden doorgegeven? Als
ze een jaar later wel zelf gaan broeden is hun broedsucces
niet hoger geworden omdat ze ervaring hebben opgedaan. Wat
is het nu wel? Blauwe eksters leven in gesloten
groepen waarbij nauwelijks individuen van andere groepen worden
toegelaten. Met andere groepen is ook feitelijk nauwelijks
contact. Binnen de groep moet iedereen elkaar dus heel goed
kennen. De kans dat je zonder vrouwtje komt te zzitten, is
voor oudere en ervaren mannen net zo groot als voor jonge
en dinamische. Waarschijnlijk ligt de basis van dit hulp-gedrag
in een lange termijn voordeel, zoiets als: ik help nu en als
ik volgend jaar wel een vrouw heb dan wordt ik weer door een
ander groepslid geholpen. Bron: diversen, 2003.
|